twee wijbisschoppen geordend, waarna hij, in den aanvang des jaars 1344, te Utrecht zijne openbare intrede hield. In hetzelfde jaar stierf Zweder te Bazel, vergaderden de kanunniken die hem getrouw waren gebleven, te Dordrecht en kozen Walraven van Meurs tot bisschop. Deze begaf zich terstond naar Bazel, verkreeg daar zijne bevestiging en werd door vele dekens in Zeeland, Zuid- en Noord-Holland, die zich vroeger aan de partij van Zweder gehouden hadden, erkend, vestigde zich te Dordrecht en hield daar de kerk in zekeren staat van onrust, die nu en dan een gevaarlijk karakter aannam.
De vijf kapittelen te Utrecht verklaarden zich ten krachtigste tegen hem en Eugenius liet ban en interdict vallen op allen die het met Walraven hielden, doch Eugenius opvolger verhief hem tot kardinaal en bevestigde hem tot bisschop van Utrecht. Na den dood van zijn broeder Hendrik, bisschop van Munster, (2 Junij 1450) verliet hij het land, deed afstand van Utrecht en werd reeds den 5 Julij van dat jaar zijns broeders opvolger.
Het scheen nu dat de laatste levensjaren van den reeds bedaagden prelaat voor hem en de zijnen rustiger zouden zijn. Maar Rudolf was een onrustige geest, die, na zijn leven in onophoudelijken strijd doorgebragt te hebben, de zegeningen des vredes kwalijk wist te waardeeren. Door zijn toedoen brak er krijg tusschen het sticht van Munster en dat van Utrecht uit en toen hij tot stijving zijner door den krijg uitgeputte schatkist in 1453 en het volgende jaar van de geestelijkheid buitengewone opbrengsten eischte, kwamen de vijf kapittelen in openbaar verzet, hetgeen echter niet verhinderde, den Munsterschen oorlog voort te zetten, Er is weinig spraak van zijne zorgen voor het binnenlands bestuur. Een zijner gewigtigste bedrijven was het sluiten van een concordaat met Philips van Bourgondië.
Ten gevolge der buitengewone tijdsomstandigheden, kreeg hij op den staat der kerkzaken in het naburige land van Kleef gedurende eenigen tijd grooten invloed. Hij was niet van kunstzin ontbloot en overleed waarschijnlijk te Vollenhoven op den 24 Maart 1455.
R. Agricola vervaardigde een grafschrift op hem, dat voornamelijk zijne krijgsbedrijven roemt.
Zie Matthaei, Anal., T. III, p. 631-646; T. V, p. 410 siqq.; Busch in Chron. Wind., Beka; Heda; Buchel ad Hedam; Revius; Bat. ill., Bat. S., T. I, p. 217 volgg.; Edmannus, vita Rudolphi in Meyhomii res Germ., T. II; Chronicon de Trajecto; Bianco, die alte Universit Köln., s. 840; Veldenaar; Burman, Utr. Jaarb., D. I, bl. 279-284 volgg.; Roelants, Gesch. van de Kerk. Scheur. in het bisdom van Utrecht, in zijne Twee verhandelingen, Gron. 1839; Royaards, Gesch. van het Christend. en de