[Jan Andreas Rudersdorff]
RUDERSDORFF (Jan Andreas), violonist, van duitschen afkomst, in 1797 te Amsterdam geboren, had den violonist Binger, van Juter te Stuttgard en van Hoffman te Frankfort, waar de jonge musicus eenigen tijd vertoefde, tot leermeesters.
Hij was lid der kapel van den Hertog van Leiningen te Amerbach, die hij, na den dood zijns vaders, verliet. De maarschalk Kellerman nam den jongen Rudersdorff onder zijne hoede en stelde hem in de gelegenheid voor keizer Napoleon I te Mentz te spelen. Later werd hij de geliefde leerling van P. Rode, die hem overhaalde naar Parijs te komen.
Hij deed vervolgens kunstreizen door Duitschland, Rusland, Engeland en Denemarken en bekleedde verschillende betrekkingen in die landen. Na acht jaren als orkestmeester aan het theater van Hamburg verbonden te zijn, vestigde hij zich in 1834 in Engeland. In 1844 derigeerde hij nog het genootschap Philharmonie en Anacreon te Dublin. Hij liet drie dochters na, die zich als zangeressen beroemd hebben gemaakt.
Zie Gregoir, les artistes music. p. 153; F.C. Kist, Iets over J.A. Rudersdorff in Caecilia, I.