voor: over het ware grondbegi nsel der Zedeleer; terwijl in de werken van dat ter verdediging der Christelijke godsdienst vier aanspraken, in 1794, 1799, 1807 en 1816 gehouden, worden gevonden. Het Haagsch genootschap had in hem eenen geleerden en ijverigen medebestuurder, die het van 1786-1788 als quaestor en bibliothecarius diende. Ook was hij praeadviserend lid der eerste synode in 1816. In 1823 ontving hij zijn emiritaat, den 15 Januarij 1825 overleed hij, bij zijne echtgenoote Johanna Henrietta Schorver, met wie hij te Middelburg gehuwd was, en die vóór hem overleed, kinderen nalatende.
Behalve de gemelde werken, schreef hij nog:
Bedenkingen over een algemeen grondbeginsel, waaruit alle de Voorschriften van het Natuurlijk Regt kunnen worden afgeleid, en Verhand. v.h. Zeeuwsch Genoots, D. XIII bl 345.
Oret de doctrinae Christi Judicio hodie regundo habita die 26 Martii 1792.
Or. de iis, quae animum erigant demissum contemplantium illis diebus rem Christianam, habita die 90 Martii 1809.
Or. de Guil. Emmer. a Perponcher, habita die 23 Martii 1820, in Annal. Acad. Rheno-Traject. anni 1819-1820.
Diatribe de Divinitate Jesu Christu vera. p. I., Traject. venit Rhen. 1791. p. II. ibid. 1792.
Zie Annal. Acad. Rheno. Traj. an 1824, 1826; Heringa, de auditorio, p. 25 sqq 46 sqq. 58, 60 sqq.; Bouman, Memoria Clarissii p. 25 sqp. 418; Gesch. der Geld. Hooges. D. II. bl. 378, 380; Utr. Studentenalm. 1826 bl. 33; H.J. Royaards, Leerrede over 2 Cor. V:1, uitgegesproken na het afsterven van wijlen den Hoogleeraar H. Royaards. Utr. 1825; D.H. Wildschut, Memoria Hermani Royaards. Amst. 1836; Glasius, Godgel. Nederl.; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt, Bibl. Crit. Nov. vol. IV. p. 190; Ypey en Dermout, Gesch. van de Herv. kerk. D. IV. bl. 61. Aant. bl. 13; Ypey, Gesch. v.d. Christ. Kerk in de 18e eeuw. D. VIII. bl. 244; Godgel. Bijdr. 1834 D. IX. bl. 17; Muller. Cat. van Portr.