Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 510]
| |
regering te Zwol en bekleedde sedert dien tijd de Commissie ter vergadering der Staten-Generaal. Hij legde zich bijzonder toe op alles wat betrekking had tot politie en finantie, verwierf den roem van een bekwaam regent te zijn, en erlangde tevens hierdoor zeer veel invloed en gezag. Hoezeer het stadhouderlijk huis toegedaan, vleidde hij echter den stadhouder niet, en stond hem, vaak als raadsman bij. Zijne vrijmoedigheid werd niet zelden door de hovelingen ten kwade geduid. Vooral had zulks plaats ten tijde van het consulentschap van den Hertog van Brunswijk, ook later in 1786, wanneer Rousse, benevens andere afgevaardigden der Overijsselsche hoofdsteden, de vermaarde bezending naar den stadhouder op het Loo bekleedde, om hem afteraden krijgsvolk naar Hattem en Elburg te zenden. In 1787 werd hij, nadat door de burgerij in het stedelijk reglement van regering veranderingen waren gemaakt, bij de keuze voorbijgegaan, doch na de omwentelingen is hij op nieuw in de regering geroepen en bleef in zijne vorige betrekkingen tot 1795. Sedert leefde hij in rust op zijn buitenplaats Emmen bij Dalfzen, waar hij den 3 November 1797 overleed, geen kinderen bij zijne huisvrouw Susanna Christina van Sypesteyn nalatende.
Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. |
|