Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16

[Henri Jean Roullaud]

ROULLAUD (Henri Jean) werd den 2 September 1729 te Amsterdam geboren, waar zijn vader zich, uithoofde der vervolgingen om den godsdienst had gevestigd, en met eene zeeuwsche Juffer gehuwd was. Met zijn veertiende jaar op een voornaam koopmanskantoor geplaatst, verwierf hij aldaar de noodige kundigheden en ervarenis, om eenmaal zelf in den handel zijn bestaan te zoeken, doch Apollo scheen hem gunstiger dan Mercurius.

Veel verpligting heeft de Nederlandsche letterkunde aan hem. Als letterkundige en dichter wist hij zich voordeelig te onderscheiden van zijne tijdgenooten door vlug vernuft, gezond oordeel en een grondige kennis van hetgeen hij tot een onderwerp van prozaïsche of dichtmatige behandeling koos.

Sommige zijner geestige opstellen, in Concordia et Libertate en Diligentiae omnia voorgedragen, zijn door den druk gemeen gemaakt, zoo als zijne Allegorische Beschrijving van het Regt der Historie in de Letteroef. van het Kunstgenootschap Diligentiae omnia bl. 199; De Lof der Letteroefeningen in Algemeen Magazijn van W.K. en Sm. D. III bl 366; Redevoering over het Bevallige, ald. bl. 817 en vele anderen. Reeds als jongeling van 18 jaar trad hij op als bevallig dichter en won weldra de achting en vriendschap zijner kunstlievende tijdgenooten, in wier gezelligen omgang hij snelle vorderingen maakto in de dichtkunst als andere fraaije wetenschappen. In 1755 voorzag hij den amsterdamschen schouwburg met eene fraaije, vertaling van het Treurspel Aristomenes naar het fransch

[p. 509]

van Marmontel, dat door andere gevolgd werd, zoo als:

Adela, Gravenne van Ponthieu; trsp. gev. n.h. Fr. van De la Place. Ald. 1762.

De Jaloersche Vrouw, blsp. gev. n.h. Fr. van Monvel, zijnde het vervolg van 't vorig. Ald. 1788.

De twee Jonge Savoyaards. blsp. met zang, gev. n.h. Fr. Ald. 1790.

De Optimist: of Alles wél; trsp. gev. n.h. Fr. van Collin d'Arleville. Ald. 1790.

De Graaf van Waltron, krijgssp. gev. n.h. Hgd. van Möller. Ald. 1789.

Blaise en Babet, Blijspel m. zang n.h. Er. van Monvel. Amst. 1788.

Uitgenomen de beide eerstgenoemden, vervaardigde hij de overige met zijne medeleden van het genootschap Oefening baart Kunst, waarvan hij, als ook van de Maatschappij van Nederl. Letterk. en het Genootschap Laus Deo Salus Populo, lid was.

Van hem vindt men ook liederen in de Uitgezochte Liederen voor den openb. en huissel. godsdienst der gemeente van Leyden en West-Zaandam Westz. 1810 8^o. in de Christel. Gezangen verzameld en uitgegeven op last en van wege den Kerkeraad der Vereen. Doopsgez. gemeente te Haarlem. Amst. 1561, in de Christelijke Gezangen, ten gebruike der Doopsgez. gemeente te Amsterdam 1791 8^o, in de Christelyke Gezangen voor de Evangelisch Luthersche Gemeente in het Koningrijk der Nederlanden. Amst. 1826, en in het Boek der Psalmen, uitgegeven door het kunstgenootschap Laus Deo Salus Populo.

Ook komt hij voor onder de overzetters van Gellerts' fabelen en vervaardigde hij gedichten op de gebeurtenissen van 1747 en 1748 in de Dichtk. Lauwerbladen. Ook in het fransch was Roulland een bevallig dichter. Er bestaat van hem eene vertaling van Langendijks' Krelis Louwen, onder den titel Alexandre le grand ou le Paysan Roy, in 1751 gedrukt. Ook zijn van hem verscheiden vertalingen in het fransch van de geestige bijschriften op sommige prenten naar de schildederijen van C. Troost. Zijne meesten, zoo fransche als nederduitsche vertalingen, zijn in dichtverzamelingen geplaatst of afzonderlijk gedrukt en verspreid.

Hij overleed den 28 Augustus 1790.

Zie Gedenkb. der Maats. van Nederl. Letterk.; Cat, der Maatsch., (Reg.) Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb. D. V, bl. 194; W. Holtrop, Lofrede op H.J. Roulland; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; van Doorninck; Anon. en Pseud. (Reg.)