ijs naar Amsterdam wilde begeven, brak het onder zijne voeten en verdronk zijn kind, weinig tijds later bezweek ook zij. Deze dubbele slag verpletterde hem, zoodat ook hij, den 27 Januarij 1624, na een kortstondige ziekte overleed. Roscius stond bij velen, o.a. bij Vondel, in hoog aanzien en was een grooten verdediger van den Doop der bejaarden. Toen Robertus Puppius, predikant te Middellie en Kwadijk (later (1616) te Edam) als bestrijder van dit leerstuk optrad, verscheen als tegenschrift, Wederlegginghe des kinderdoops, waerin betoont wordt, dat deselfde niet uyt Godt is maer uit den mensch, teghen R. Puppium, door A. Jacobs Med. Dort. 1617, waarvan de derde uitgave in 1624 verscheen. Puppius antwoordde in eene Bescherminghe des Kinderdoops teghen A. Jacobsz., waarvan in 1629 te Amsterdam de tweede druk verscheen.
Na zijn dood kwam nog in het licht:
Babel, dat is verwarringe der Kinderdooperen onder malcanderen ende den aencleve van dien: Uit verscheyden schriften der Kinder-dooperen ghetoogen, tot stichtinge van de waerheytlievende, ende eenen spiegel voor Hermanno Faukelio, predicant tot Middelburgh, ende syne medestemmeren, tot beschouwinghe van haer eygen vlecken. Hier zijn oock bygevoecht 25 argumenten, genomen uyt der Kinder-dooperen eygene woorden, en de getuygenissen, dienende tot wederlegginghe ende verwerpinghe des Kinder-doops, 't samengestelt door wijlen Anthoni Jacobsz. ende een synder medehulperen, 1620.
Zijn portret vindt men bij Schijn, Hist. der Mennonieten die ook zijne biografie heeft gegeven.
Zie verder Paquot, Mem., T. I, p. 124; Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Holland, D. I, bl. 282, D. II, bl. 219; Glasius, Godgel. Nederl.; Kobus en de Rivecourt; Mnller, Cat. van Portr.