van de Brouwer hem toe: ‘Het is mij lief dat ghijt ontkent hebt, want hadt ghijt beleden, ie soude daer kennisse bij ghenomen hebben, en de ghij en Hermannus soudt beijde vuijl hebben geweest.’
Hij overleed in 1603, nalatende 2 zonen, Henricus (die volgt) en Johannes in 1617 predikant te Lekkerkerk en Zuidbroek, legerpredikant bij de Pruissische troepen, (1627), predikant te Sydevelt (1637), en aldaar gestorven in 1658.
Zie Soermans, Kerk. Reg. bl. 15, 70, 72; De Jongh, Kerk. Alphab., bl. 403; Kist en Royaards, Kerk. Archief, D. IX, bl. 524; Schotel, Kerk. Dordr. D. I, bl. 135.