burgers, in de kerk vergaderd, gewillig aflegden, waarna hij hen, op 4 na, die hun leven voor zwaar losgeld vrijkochten, trouweloos deed vermoorden. Daarna deed hij het gebouw in brand steken en de ligchamen der zieltogenden door de vlammen verteren, om verder gruwzaam tegen de overgeblevene vrouwen en anderen in de stad te woeden. Hij streed tegen graaf Lodewijk te Jemmingen en later veroverde hij Sparendam, was bij de belegering van Haarlem en verloor daar een oog. Gedurende de onderhandeling te Dordrecht (1575) was hij mede als gijzelaar aldaar en hielp hij mede Antwerpen bemagtigen.
Zie Hoynck van Papendrecht, Anal. Belg, T. I, (Index); J, B. de Tassis, Comment. lib. I, in Anal. Belg. T. II, p. 1330 Hooft, Ned. Hist. B. I, bl. 23; Grotii, Anal. I, p. 23; Strada, de Bello. Belg. I, Libr. III, p. 97-101; van Meteren, Ned. Hist. B. I, f. 24, 26 vers; Bor, Ned. Hist. B. IV, bl. 17. (239), B.V. III, bl. 88, (597) Viglius, ad Hopperum Epist. CLXXXVII, p. 719; Boxhorn, Theal. Urb. p. 343; Wagenaar, V.H. D VI, 47, 60, 241, 279. 404, 413, VII, 30, 214; v. Wijn, Nal. op D, VI, bl. 30; Bosscha, Ned. Heldend. te land, D. I, bl. 163, 206; Burgundius; Cerisier; Bilderdijk; Arend; Verwoert, andd.