[Christian Heinrich Riehm]
RIEHM (Christian Heinrich), zoon van den vorige, werd den 19 Julij 1822 te Deil geboren en te Hasselt (in Overijssel), onder leiding van Begeer opgeleid, ontving aan de Latijnsche school aldaar het onderwijs van Epkema, Waardenburg, Veegens en Cappellen, en werd in 1847 als student in de medicijnen aan het Athenaeum Illusstre ingeschreven. Den 18 Junij 1847 werdt hij tot doctor in de geneeskunde bevorderd aan de Leidsche Hoogeschool, na het verdediging eener Dissertatio anatomico pathologica de corde hypertropico cum insufficientia valvulae bicuspidalis. Spoedig daarop ondernam hij eene buitenlandsche reis en bezocht hij de voornaamste Duitsche Hoogescholen, Heidelberg, Halle, Berlijn, maar vooral Praag, waar hij gedurende onderscheidene maanden de lessen der Hoogleeraren bijwoonde. In het najaar van 1848 keerde hij naar Amsterdam terug, en zette er zich als praktisch geneesheer neder. Met bereidwilligheid nam hij tijdens het heerschen der cholera de post van assistent geneesheer in een der weeshuizen op zich Den 6 Nov. 1852 overleed hij aldaar. Hij trad zoo wel in zijn vak als in de letterkunde als schrijver op. In het eerstgemelde nam hij deel aan de Redactie der Geneeskundige Courant (Tiel bij Campagne) aan welke hij evenwel niet vorbonden bleef, door de oprigting, in gemeenschap zijner kunstbroeders, van het Nederlandsche Weekblad voor Geneeskundigen,’ dat sedert 1851 te Amsterdam (bij v.d. Post) het licht ziet.
Doch zijn voornaamste arbeid op dit veld is de bewerking voor den Nederlandschen lezer van Dr. Mark-Aurel Hoefle, de scheikunde en de mikroskoop van het ziekbed, waarvan de eerste afleveringen, met een woord tot inleiding van den Hoogleeraar Dr J. van Geuns. in 1850 het licht zagen (Gids 1850 11 587). Reeds op de Latijnsche school had Riehm zich bezig gehouden met stijl- en letteroefenin gen, en werden onderscheidene stukken, door hem geschre ven, doch zonder zijn naam, in verscheidene Magazijnen ge plaatst. Ook als student gaf hij in den Nederlandsche volksal-