Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 303]
| |
begunstigde onder zijne leerlingen de Hervorming en werd in 1523 door eenige nederlandsche begunstigers der Hervorming naar Luther afgezonden, om het oordeel van dezen over een geschrift de coena domini van Johannes Wesselus in te winnen. Het antwoord van Luther leest men vóór de werken van Wesselus (Groningen 1614 4o.) Hij was een der overzetters van N. Testament, in 1525 in 8o. te Amsterdam uitgekomen. Hij kwam ook in betrekking tot Oecolampadius en Zwinglius. Zijn vriend en leerling te Utrecht, was onder anderen Johannes Pistorius of Jan de Bakker uit Woerden, als eerste martelaar voor Luther's leer in de Nederlanden, in de geschiedenis der Nederlandsche Hervorming bekend. Zijne denkwijze maakte hem spoedig zijn verblijf in Utrecht onveilig, en hij vertrok naar Oost-Friesland, waar hij in 1627 predikant te Norden was. Volgens Meiners, hebben hij, Eppo N., Thomas van Zwolle en anderen het werk der Hervorming in Oost-Friesland begonnen. Hij verliet echter, om welke reden is onzeker, deze plaats, en vertrok van daar naar Wolfhuizen, waar hij kort daarop overleed.
Zie U. Emmius, Rerum Frisiacarum hist. p. 848; M. Schooik, de Bonis Eccles. p. 488; Micronius, in Apologetic. script. p. 57, 41, 42. 43, Lavateri, Hist. Sacrament. p. 16. Brandt, Hist. d. Ref. D. II, bl. 92 E. Meiners, Oostvr. Kerkges. D. I, bl. 28, D. II, bl. 367; Le Long, Boekz. d. Nederd. Bijbels, p. 523 Delprat, Over de Broederschap van G. Groote; bl. 129, 130; Ekker, de Hieronym. School te Utrecht, bl. 23. Kist en Royaards, Ned. Archief voor Kerk, Gesch. D. II, bl. 115; D. III, bl. 397; D. V, bl. 362, 363; Reudler, Ges. v. Joh. Pistorius, in Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis; Bijdr. tot de Gesch. d. Ev. Luth. Kerk. St. III, bl. 16 volg. St. I, bl. 77. |
|