werd hij door den minister van koloniën J.C. Baud aangesteld tot aspirant ingenieur voor den O.I. dienst, en hij vertrok in het najaar met Z.M. stoomschip Borneo, belast met de zorg voor de met dien bodem medegegeven geschenken van den koning voor den keizer van Japan. Te Batavia werd hij geplaatst bij het bureau van den hoofd-ingenieur van den waterstaat en gebouwen.
In het laatst van 1846 benoemd tot commies bij den resident van Ternate, was hij in 1847 op Amboina, toen de de gouvernements-commissaris A.L. Weddik en T.J. Wildik en de hem toegevoegde ambtenaar T.J. Willer dáár waren: de laatste kort te voren reruggekeerd van het opnemen (in Januarij en Februarij) van Boeroe; en bestemd tot soortgelijke opnamen elders, hetwelk echter door ziekte tot geene uitvoering kwam. Weddik nam Revius mede naar Ternate met Zr M. Brik Pylades. Eerst staken zij over naar Boeroe, bleven daar in Julij drie weken, en zeilden toen naar Wahaay op Ceram, alwaar Weddik hem opdroeg om een in het gebergte gelegen district op te nemen. Van daar vertrokken zij over het eiland Batjan naar Ternate, waar zij den 11 Aug. aankwamen Daar werd hun ter vervanging van Willer, opgedragen om de geschiktheid van de eilanden Batjan en Obi voor kolonisatie van Europeanen te gaan onderzoeken.
Op de reis naar het eiland Obi, met eene korra korra, werden de eilanden Tidore, March, Motir, Makian, en Kajow aangedaan, en de schilderachtig straat Patientie langs Batjan doorgezeild, Bijna een maand werd aan het opnemen van Obi besteed. Het resultaat was, dat dit eiland alleen geschikt scheen voor bergeultuur en houtkap.
Vervolgens werd de steven weder naar Batjan gewend, hetwelk volkomen goed bevonden werd voor kolonisatie en onderscheidene industriële ondernemingen. Men vond er rijke mijnen van goud, koper en ijzer, alsmede paarlen. Bijna twee maanden verliepen er met dit tweede onderzoek.
Een nieuwe zending werd Revius in het jaar 1848 opgedragen, en wel naar het reeds genoemde eiland Makian. Sedert langen tijd hadden de bewoners geklaagd over het bestuur hunner hoofden, aangesteld door den sultan van Ternate. Eindelijk staken een vijfhonderdtal naar Ternate over, en verlangden van des sultans bestuur ontheven te worden. Zij verzochten daartoe de bescherming van het Nederlandsche gouvernement. De resident oordeelde echter, dat het gezag des sultans gehandhaafd moest worden, en na langdurige onderhandeling, deed hij hen naar Makian terugkeeren, met behulp van soldaten en schutterij. Daar werden de huizen der Ternataansche hoofden in brand gestoken en andere hoofden gekozen. Er was dus finaal verzet en opstand.
Tot onderzoek en beslechting werd Revius naar Ma