[Adriaan van Renesse van Wulven]
RENESSE VAN WULVEN (Adriaan van), zoon van Jan van Renesse van Wulven en Alida Treijs van Kuinre, vrouwe van Wilp, werd den 14 Augustus 1501 geboren. Hij ontving zijn naam van Adriaan Florisz., later paus Adriaan VI, die over zijn doop had gestaan. Zijne moeder, die een onnatuurlijken afkeer van hem had, wist bij haren man te bewerken, dat hij dezen zoon, ten behoeve van diens jongeren broeder, Jan van Renesse de jonge, aan den geestelijken stand wijdde. Reeds op zijn tiende jaar werd hij kanunnik van St. Marie te Utrecht, op zijn twintigste jaar kanunnik ter Domkerke, en, na verloop van veertien jaren, tot scholaster verkoren. Intusschen had Adriaan, meerderjarig geworden, meermalen zijnen afkeer van den geestelijken stand en zijn genegenheid tot het huwelijk te kennen gegeven, en verkreeg eindelijk van den paus vrijheid zijne gelofte te mogen verzaken en in den echt te treden. Dien ten gevolge nam hij Anna van Abkoude van Meerten, in 1512 geboren, tot zijne vrouw. Na het overlijden van zijnen ouderen broeder Jan, vleidde hij zich met de hoop der opvolging in de goederen zijner ouders, wijl hij nu de oudste was. Zijne moeder veinsde met hem verzoend te zijn, doch wist haren man te bewegen, dat Adriaan van de heerlijkheid Wulven, ten voordeele van zijn jongeren broeder Jan van Renesse de jonge, afstand deed, onder voorwaarde, dat hij door zijn vader of moeder met betere heerlijke goederen zou voorzien worden. Het bleek echter welhaast, dat zijn moeder reeds in Maart 1527, ten overstaan van den bisschop van Utrecht, hare heerlijkheid Wilp bij Utrecht, bij uitersten wil, aan haren lieveling Jan van Renesse, vermaakt had, mits dat deze eerst na haar overlijden in bezit daarvan zou
gesteld worden.
Mismoedig over deze ontdekking riep Adriaan zijne vrienden te Hattem bijeen, klaagde hun zijn nood, verdeelde zijne goederen onder zijne kinderen en omhelsde wederom den