[Reinier Claesz.]
REINIER CLAESZ., onder-admiraal van Zeeland. De luitenant-admiraal Willem Hautain, naar Spanje stevenende, om wederwraak te nemen wegens het schandelijk feit van den spaanschen zeevoogd Fasciardo, die zich van eenige nederlandsche koopvaardijschepen meester gemaakt, hunne bemanning deels opgehangen, deels over boord geworpen en voor het overige de kielen verbrand had, meende, tot uitvoering hiervan, een geschikt middel te vinden in het onderscheppen der uit de Oost- en West-Indië te huis komende Spaansche koopvaardijvloot. Niet ver van Kaap St. Vincent ontmoet de Nederlandsche vloot die der Spaansche, onder bevel van Fasciardo. De Hollandsche scheepsbevelhebber, Hautain, hield het ongeraden tegen den overmagt des vijands, die met acht galjoenen opdaagden, te vechten, en week af. ‘Maar,’ schrijft Wagenaar, ‘Reinier Claaszoon, een man van weergaloozen moed, schoon van de zijnen verlaten, houdt de vijand twee geheele dagen bezig. Hij had nu zijn meeste volk verloren, zijn schip van alle kanten lek geschoten, toen hij, geen hoop althans hebbende op ontzet, een verschrikkelijk stuk voorslaat, hetwelk, dacht hij, den vaderlande in dit uiterste ten dienste zou strekken, en op zijn voorslag werd er eenparig toe besloten. Hij en de zijnen, God om vergiffenis gebeden hebbende voor hetgeen zij bestonden, staken den brand in hun eigen buskruid, waarop het schip met zestig menschen in de lucht vliegt.’ (1606.)
Deze heldendood is bezongen door Helmers in de Hollandsche Natie, en door P.J. de Bosson in De heldendood van Reinier Claesz. Dord. 1831. 8o. Hij huwde Grietjen Cornelis dochter, die f 200 van de Staten ontving.
Zie Hooft, Ned. Hist.; van Meteren, Ned. Hist. B. XXVIII, I. 322; Wagenaar, V.H. D. IX, bl. 222; Grotii Hist. Lib. XV, p. 480; Nav., D. VIII, bl. 165; J.C. de Jonge, Gesch. v.h. Nederl. Zeew. D. [...], bl. [...].