[Geert Reinders]
REINDERS (Geert) werd den 19 April, 1737 te Bedum, een dorp in de Groninger Ommelanden, geboren. Zijn vader, een korenmolonaar, gaf hem een gestrenge en godsdienstige opvoeding, doch zorgde weinig voor de ontwikkeling zijner verstandelijke vermogens. Reeds op zijn tiende jaar moest hij de school met den molen verwisselen. Gelukkig evenwel woonde op hetzelfde dorp een zijner ooms, een verstandig en meer verlicht godsdienstig man. Deze bezat eene kleine verzameling van tijdschriften en volksboeken, en deze werden, zoodra zij onder zijn kinderlijk oog vielen, bij elke gelegenheid met vurige drift gelezen. De vader belette hem dikwerf hierin, en het verzoek van den jongen Reinders, om rekenen, psalmzingen en fraaijer schrijven te leeren, werd strengelijk van de hand gewezen, als noch dienstig voor de wereld, noch noodig voor kostwinning. Onder bescherming van dien oom, wist de leergierige knaap echter aan zijn verlangen te voldoen, doch diens aanbod, om hem op zijn kosten te laten studeeren, werd geheel afgekeurd. In 1749 veranderde hij met zijne ouders van woonplaats, 'tgeen zeer nadeelig voor zijne verstandsontwikkeling was, daar hij thans de voorspraak en het onderwijs van zijn oom moest missen. Hij bleef nog vier jaren onder het vaderlijk opzigt, wanneer hij elders als knecht bij een molenaar besteld werd, totdat hij, op het einde van 1757, huwde met de dochter eens landmans en toen in den boerenstand trad. Sedert besteedde hij zijne ledige uren, om zijn verstand met nuttige kundigheden te verrijken. Vooral bestudeerde hij eenige werken van den hoogleeraar Wolf, voornamelijk diens Wiskunde en Natuurkundige Proefnemingen. Zoo nam hij meer en meer in kennis toe, en raakte o.a. bekend met den beroemden Camper, aan wien hij een brief schreef, betreffende diens in 1766 uitgegeven verhandeling over de galziekte der schapen, en van toen
af genoot hij meermalen den omgang met aanzienlijken en geleerden, waartoe niet weinig toe bijbragt zijne benoeming van wege het Kerspel Garnwert tot Volmagt ten landschap, De veepest van 1768-1776 deed zijn grooten aanleg eerst regt kennen, en zijne proefnemingen met Camper, van Doeveren en Munniks op het zieke rundvee gaven, hem grooten naam. Hij gaf zijne Waarnemingen, aan Willem V opgedragen, in 1776 te Groningen in het licht. Door aanhoudend nadenken en onafgebroken proefnemingen had hij eindelijk het geluk te ontdekken, dat kalveren van gebeterde koeijen, door inenting de veeziekte krijgende, herstellen. Hij gaf hiervan door een gedrukten brief kennis aan de heeren Camper en Munniks, aan den oekonomischen tak der Haarlemsche Maatschappij en aan de Amsterdamsche Maatschappij ter bevordering van den Landbouw. Munniks noemde zijne ontdekking eene bijna goddelijke vinding. De eerstgenoemde Maatschappij vereerde hem met hare eerste zilveren medailje en het