Meester en laatstelijk lid van den raad der Ouden in de loge l'Union Roijale en gedeputeerd Groot Meester nationaal voor de symbolieke graden. Als zoodanig het hoofd der orde in Nederland, Z.K.H. Prins Frederik, vertegenwoordigende. mogt hij diens volle vertrouwen genieten, en getuigde deze in het openbaar, bij eene plegtige gelegenheid, uit de volheid des harten, dat hij in van Rappard een boezemvriend bezat, dat deze hem, niet alleen in maçonnieke aangelegenheden, maar ook in het gewone leven, in menig opzigt, tot steun en raadsman was. Op geschied- en letterkundig gebied eindelijk was van Rappard met groote zaakkennis en volhardenden ijver werkzaam. Behalve zijne bekende verzameling Alba Amicorum uit de 16e en 17e eeuw, waarvan een overzigt in N. Reeks van werken der Maatsch. van Ned. Letterk. D VI. St. II voorkomt, liet hij tal van handschriften na, deels geschreven of onderteekend door Vorsten, Veldheeren, Staatslieden, Geleerden, Dichters enz., deels door personen vermeld in het Staatk. Ned. van J. Scheltema. Steeds bereid belangstellenden daarmede ten dienste te staan, kwam, door zijn toedoen, menige onbekende bijzonderheid aan het licht, en was het voorzeker daaraan toe te schrijven dat onderscheidene geleerde genootschappen hem het lidmaatschap aanboden. Zoo was hij corresponderend lid van de Thuringisch-Sachsicher Verein, lid van het Provinciaal Utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen, van het Friesch genootschap van geschiedenis, oudheid- en taalkunde te Leeuwarden en van de maatschappij der Ned. letterkunde te Leiden. Ook bij het Vorstelijk huis bleven zijne veelzijdige verdiensten niet onopgemerkt; Koning Willem I benoemde hem tot ridder der orde van den Ned. Leeuw, Willem II bevorderde hem tot Kommandeur dier orde, Willem
III schonk hem de ridderorde van de Eikenkroon met de Ster en maakte hem, bij het verlaten van zijne ambtelijke loopbaan, ridder grootkruis dier orde. Voor den man, van wien zijn vriend Dr. J.H. Halbertsma verklaarde ‘dat zijn leven was gewijd aan het raden der verlegenen, het verdedigen der onschuldigen, het te regt brengen der gevallenen; het helpen van ongelukkigen, altoos met eerlijke middelen en het woord der ware humaniteit,’ werd het tijdelijke plotseling met het eeuwige verwisseld. Op een feest bij den commissaris des Konings in Utrecht, ter gelegenheid van 's Konings verjaardag, op 19 Februarij 1867 gaf hij geheel onverwacht den geest. Zijne echtgenoote, Jonkvr. Ewoudina Louisa Elisabeth Storm van 's Gravensande, schonk hem 4 zoons en 4 dochters, waarvan bij zijn dood nog 2 zoons en 3 dochters benevens 20 kleinkinderen in leven waren.
Men heeft van hem:
De Fundatie der Zielebroeders te Utrecht in 1436, Utrecht,