[Prins Radziwil]
RADZIWIL (Prins), zoon van den Poolschen prins Radziwil, een ijverig Protestant, die, ten tijde van koning Sigismundus, een groot aanzien en magt in het rijk had, studeerde te Leyden, en had een gevolg aan zijn rang passende. Een zijner bediende, des avonds uitgaande, trof het ongeluk van een manslag te begaan, terwijl hij zelf gekwetst werd, hetgeen hem belette de vlugt te nemen. Gevangen genomen, werd hij ter dood veroordeeld, en onderging die straf, niettegenstaande de voorspraak van zijnen jeugdigen meester, die het zeer euvel nam. Dit toonde hij in het openbaar, bij gelegenheid, dat hij bij het overdragen van het rectoraat, in 1632, die plegtigheid bijwoonde, want, hetzij uit eigen beweging, hetzij door Sicellani en anderen van zijn gevolg opgezet, hij stond van de zijde van curatoren, tusschen welke en de prinsen van Bohemen, hij eershalven gezeten was, op, beklom het spreekgestoelte, en hield een heftige en onbetamelijke redevoering tegen de leden van den Senaat, die hunne tabbaarden, zoo hij zeide, besmet hadden met het bloed van zijn onschuldigen knecht, waarop hij de gehoorzaal verliet.
Curatoren namen, zoo wel als de Senaat, dit hoog op, en hij werd voor den laatsten geroepen; doch weigerde daaraan te voldoen, zeggende dat hij een prins was, en dat men tot hem kon komen. Men vroeg hem zijne redevoering af, welke hij insgelijks weigerde, met bijvoeging, dat hij uit het hoofd had gesproken. Het voegde dan wel de waardigheid der regering, om het openbaar gezag te handhaven, 't geen gebeurde;