Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
der graven van Namen gesproten, heeft van zijne ongodsdienstige Simonien eene hatelijke gedachtenis nagelaten. Hiertegen heeft zekere godvruchtige priester Lambertus, bijgenoemd le Bègue, met zoo veel vrucht geijverd, dat, door zijne onvermoeide pogingen, deze zonde in het bisdom werd uitgevoerd.’ Na zijne bekeering ondernam de kerkvoogd met keizer Ferderik de kruisvaart naar het H. Land. De keizer verdronk in Cilicië, en de bisschop stierf in 1191 op zijne terugreis, nabij zijn bisdom, omtrent Friburg in Brisgad. Hij werd in de kerk van Visé begraven. Radulphus heeft, in 1179, de elfde algemeene kerkvergadering, de derde van Lateraan, te Rome, bijgewoond en onderteekend. In 1183 bekrachtigde hij op nieuw de gift der kerk van Herpen (vikariaat van Ravestein en Megen), welke, onder zijnen voorzaat, Albero II, aan het klooster van Geronsaet gedaan was. In zijnen tijd (1184) werden, onder Godefridus, hertog van Brabant, de eerste grondslagen der stad 's Hertogenbosch gelegd.
Zie Miraei Dipl. T. I. p. 190, 280, T. II. p. 1175, 1176 etc. Chapeauville, Gesta Pont. Tungr. T. II. p. 118; Smet, Heyl. en Roemw. Pers. D. II. bl. 216; J. Lobetius, Gloria Leod. Eccl. bl. 96; van Gils, R.C. Meijer. Mem. bl. 19; van Gils en Coppens, N. Bes. van 's Hert. bl. 47, 48. |
|