gevolg, dat velen zich opgewekt gevoelden, de scholieren van Florentius huisvesting en voedsel te geven. Sommige ingezetenen, en daaronder vele handwerkslieden, namen tot acht en meer jongelingen bij zich. Groete zag slechts het begin van dit werk. Hij vermaakte bij uitersten wil zijne gansche boekverzameling aan de broeders, en Florentius, benevens Joannes van de Gronde, opzigter van het door Groete gestichte Maagdenhuis werden tot boekbewaarders aangesteld.
In weerwil van Florentius' standvastigheid, om aan de stichting van Groete eene duurzame gedaante te geven, scheen de naauwelijks opkomende Broederschap weldra te zullen uiteengaan. Er brak eene besmettelijke ziekte uit. Deze werd door eene hevige pestziekte gevolgd. Op verzoek der nog overgeblevene broeders, verliet Florentius de stad. Hieraan gaf hij gehoor en week met eenige broeders naar Amersfoort. Naauwelijks was de besmetting geweken, of Florentius keerde naar Deventer terug. Hij overleed aldaar den 24 Maart 1400, en werd in het bewind der broederschap door Aemilius van Assche opgevolgd. Zijne beenderen werden, nevens die van Groete, in een hoek der kerk van het paterhuis te Deventer, in het jaar 1697 gevonden, nevens een daarbij gevoegd en op een leijen bord ingesneden gedenkschrift. Beider beenderen zijn daarna tenzelfden jare, op verzoek van Hermannus Petri, prior van het paterhuis te Emmerik, overgevoegd, waar zij in de sacristie der kerk begraven werden, met een bijschrift, dat men bij Dumbar leest.
Florentius heeft veel geschreven. Mauburnus en en Val. Andreas vermelden zijne Exercitia Spirituaeia en Formula Novitiorum. Eenige brieven door hem, aan de door de pest bedreigde broeders gerigt, worden gevonden bij Dumbar, Anal. T. I, p. 88 seqq. Een andere brief, aan een kanunnik van Windenheim, is toegevoegd aan zijne levensbeschrijving door Thomas à Kempis. Clarisse haalt een hands. aan, toebehoorende aan wijlen den hoogleeraar Tydeman, getiteld: In hoc libro continentur Primo scripta Domini Rudolphi de Muden, quae scripsit de Gerardo Groet et de Domino Florentio et de multis aliis devotis fratribus.
Dicta quaedam Domini Florentii.
Sententia patrum (vooral van Florentius) de novitüs probandis.
Diversae Epistolae.
Zie het hands. in bezit van Dr. Halbertsma, Dit zyn goede printen vergadert uytten colacien ons Eersamen Paters Here Claús van Euskerken, waarvan een uittreksel wordt medegedeeld door Delprat, Broed. van G. Groete, bl. 273 volgg. Thomas à Kempis, Opera, fol. 169; Revii, Dav. Ill. p. 30, 34, 84; Valer. Andreas, Bibl. Belg. p. 218, 219; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 279; Dumbar, Anal. T. I. p. 7, 12-52, Bijl. IV; Chron. Wind. auct. J. Buschio ed. a H. Rosueide, Antv. 1621. p. 6; Bat. Sacra, T. VI. p. 673, 504; van Heussen, Hist. Epist. Dav.