R.
[Alardus of Allardt de Raadt]
RAADT (Alardus of Allardt de) of Raadt, in het begin der zeventiende eeuw te Amsterdam geboren, studeerde te Leyden, waar hij, ten jare 1665, den doctoralen graad in de godgeleerdheid en in de wijsbegeerte ontving, en werd den 13 Mei 1671 tot buitengewoon hoogleeraar in dit vak te Harderwijk. Gelijktijdig met zijne verheffing op den katheder, gaf hij een werk aan het licht, dat opgang schijnt gemaakt te hebben, over den aard der Hebreeuwsche punten, welker oudheid hij, door wiskunstig betoog, poogde te staven, Dat werk gaf aanleiding, dat hij met Capellus in het strijdperk trad, na de uitgaaf van diens Arena punctuationis. Ook had hij met Maresius een letterkundigen twist. Hij en zijne werken zijn verschillend beoordeeld.
Hij schreef:
Punctationis Hebraicae natura commentarius distributus in libros duos, L.B. 1571 (1671), 8o., 1683, 8o.
Apologia veritatis adv. S. Maresium, Amst. 1673, 4o.
De Vijfde Monarchy ofte 't Rijk der Heyligen, Rott. 1674, 12o.
Doorlugtigh Koningryk der toekomende wereldt beweesen, 8o.
Zie Paquot, Mém. T. XVIII. p. 192, 493; Bouman, Ges. der Geld. Hoog. D. I. bl. 227, 228; Kist en Royaards, Arch. D. IX. bl. 495; te Water, 2de Eeuwget. der Ned. Geloofsb. bl. 277; de Moor Comm. perp. in Marckii Comp. T. III. p. 30; M. Vitringa ad C. Vitringae Aph. C. XV. p. 412; Abcoude, Aanh. bl. 173; Cat. M.J.L.C. Jacob, Part. I. p. 75; Cat. Bibl. Par. p. 30; Jöcher; Rotermund; Bertram Lunsburg, Reform. Gesch. S. 200. Kobus en de Rivecourt.