Een treffelijcke waarschouwinghe ende vermaninghe voor den inwoonderen der Ghevn. Provincien teghens den ghenen die sich roemen ende noemen Soeveraine Heeren van de seule, wel accorderende op de veranderinghe van den jare 1588. z. pl. (Utrecht, Jan Cornelisz).
Extract wt sekere Brieven den 24 Mrt O.S. geschreuen ende ghesonden aen een Edelman tot Breemen trouwelijc wten Hoochduytschen overgheset. z. pl. (Utrecht, Cornelisz).
Zie Reyd, Ned. gesch., bl. 76; Hooft, Ned. Hist. bl. 1050 enz. 1100-1107; Bor, Ned. Hist., B. XXI, bl. 40 (735), 76 (772), 78 (775); B. XXII, bl. 3 (856), 22 (883), 38 (907), 38-46 (907-918); B. XXIII, bl. 42 (63), 58 (86), 60 (88); B. XXIV, bl. 37, 39 (199, 201), 114 (304); B. XXV, bl. 14 (329), 24-36 (343-360); B. XXVII, bl. 17 (513); Wagenaar, Vad. Hist., D. VIII, bl. 146, 168, 248, 180, 181, 182, 191, 199, 211, 212, 214, 250, 275, 297, 298, 299, 300, 302, 303, 304; Cerisier; Bilderdijk; Arend; Hermans, Conspect. Onom. liter.; Schotel, Floris I en II van Pallant, bl. 37, 38; Scheltema, Staatk. Nederl.; Kronijk van het Hist. Genootsch., D. V, bl. 31, 32, 408-409, 410, 411; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Tiele, Cat. v. Pampfl., D. I, bl. 40, 43; v. Doorninck, Anon. en Pseud., No. 1435, 1457, 5251, 6037; Brandt, Hist. de Ref., D. I.