Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 470]
| |
werd aldaar 20 Febr. 1749 geboren, studeerde aan de hoogeschool zijner geboortestad, vooral onder Bavius Voorda, in de regten, tot dat hij in Julij 1778 bevorderd werd tot doctor in de regten, na verdediging eener dissertatio de Emptore vel Venditore, pretii inaequalitate laeso. Hij zette zich echter niet als advokaat neder, maar beheerde de vaderlijke fabriek en bekleedde de betrekkingen van ouderling der Herv. gemeente en van regent van 't weeshuis (1787-1795). In 1788 werd hij veertig in rade zijner geboortestad, welke betrekking hij in 1795 moest nederleggen. Na de omwenteling werd hij tot stedelijken raad en in 1817 tot burgemeester aangesteld. Hij overleed 24 Jan. 1821, bij zijne echtgenoote, Adriana Cornelia Hubert, twee zonen (waarvan de oudste Isaac Prins te Amsterdam, in 91jarigen ouderdom, de oudste dienstdoende Pred. bij de Herv. kerk in Ned. is), en eene dochter nalatende. Hij was lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde.
Zie Handel. d. Jaarl. vergad. van de Maatsch. v. Letterk., 1821, bl. 7-8. |
|