[Isaac de Pinto]
PINTO (Isaac de). Sommigen noemen hem verkeerdelijk Thomas de Pinto of Pinedo, aanzienlijk en zeer rijk Israëliet te Amsterdam. Hij werd ‘de rijke jood genoemd’ en woonde op de St. Anthoni-breestraat tusschen de Snoekjesgracht en steeg. Zijn huis werd in 1696, bij gelegenheid van het biddersoproer, door het grauw geplunderd. Hij zou Willem III geld hebben geschoten (men wil 2 of 3 miljoen) voor zijn togt naar Engeland. Het is nog niet beslist of het wegens zijne aanzienlijke legaten vermaard testament van dezen de Pinto echt of een fabel is. Er werden spotverzen uitgegeven op de vorstelijke woonhuizen van de Heeren Belmonte, Nunez da Costa en de Pinto.
Zie Jüdisch-Deutsche literatur, nach einem handschriftlichen Katalog der Oppenheimschen Bibliothek (in Oxford) mit Zusätzen und Berichtigungen von M. Steinschneider; No. 245 van Zawwaut (testament) des Isak Pinto (eines wegen seines Reichthums berühmten Juden, welcher Christen ü. Juden gleich wolthätig bedachte) 8o. a. aus dem Holl. übersetzt, 1713; Wolf, Bibl. Hebr., T. III, p. 612, no. 1259; Serapeum, 1849, S. 80; J.J. Schudt, Jüdische Merckwürdigkeiten, Franck. u. Leipzig, 4 Th. in 4o.; G. Peignot, Choix des Testamens anciens et modernes, I, 440; Magasin Pittoresque, T VI (1838), p. 371; Choix des Testamens remarquables; Kunst- en Letterbode, 1809, D. II, bl. 270-272; Erve Stichters Enkhuizer Almanak voor 1852; Wagenaar, Amsterd., D. VI, bl. 215; Nav., D. II, bl. 2, 331, D. III, bl. X, bl. 354; Bijbl. 1853, bl. XIII, 1854, bl. XXI, LXIX; Koenen, Gesch. der Joden, bl. 207.