Onder zijne portretten onderscheidden zich die van den Prins en de Prinses van Oranje, van den beroemden tooneelkunstenaar Snoek, van zijne tijdgenoote Wattier, voorgesteld in den rol van Agrippina, beide op het Paviljoen te Haarlem: voorts het portret van den Hollandschen zeeheld Hobein, het schoon en welgelijkend portret van hem zelven, die van enkele zijner kinderen, waaronder dat van zijnen dochter, bekend onder den naam van het strooijen hoedje, een familie stuk, onder de benaming van het afscheid aan de grenzen, in bezit van Rente Linzen, het sprekend en alleruitmuntendst portret van koning Willem II met het vorstelijk hermelijn omhangen, zoo als deze, tijdens de inhuldiging in 1848, zich in de Nieuwe Kerk te Amsterdam vertoonde, thans in de gallerij te St. Petersburg, en dat van hare Majesteit de Koningin.
Pieneman overleed, met eer beladen, den 8 April 1853, in den ouderdom van 74 jaren. De leden van het Genootschap Arti et Amicitiae, waarvan hij mede oprigter en president-honorair was, namen gedurende een half jaar den rouw aan en vergezelden zijn lijk naar de Nieuwe Zijdskapel, waar het ter aarde werd besteld, verder sprak Mr. J. van Lennep, den 21 April 1853, in Arti et Amicitiae eene lijkrede op hem uit. Hij was lid der 4de klasse van het Kon. Ned. Inst. van de Brusselsche, Gentsche en Amsterdamsche Maatschappijen van fraaije kunsten, de eerste van welke hem, bij het opdragen van haar honorair-lidmaatschap, tevens met eene medaille begiftigde, Ridder van den Nederlandschen leeuw, Kommandeur van de eikenkroon.
Er gaan een groot aantal portretten van hem uit, o.a. een door zijn zoon Nicolaas Pieneman geschilderd en door J.W. Kaiser gegraveerd. Ook bestaat er een fraaije medaille, door J. Ph. van Kellen in zilver en brons met zijn portret, bij gelegenheid van zijn dood vervaardigd.
Zie Immerzeel; Kramm; Kunst-Kronijk 1854, bl. 1; Scheltema, Geschied. en Letterk. Mengelw. D. IV. bl. 11; Leven van J. Scheltema, bl. 126; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecour; Muller, Cat. v. Portr.