vesting Kehl, waar hij voor het eerst gewond werd, en bij den terugtogt van Klagenfürth, den 29sten Maart 1797, waar hij alles aanwendde om de in wanorde geraakte kavalerie tot staan te brengen en weder ten aanval te voeren.
Toen de prins in 1798 naar Italië vertrok, volgde hij hem, en toen deze in 1799 te Padua stierf, stond hij hem in zijne laatste oogenblikken bij. Hij werd kort daarop bevorderd tot majoor, in welken rang hij spoedig daarna overging bij het in Engelsche soldij staande regiment jagers van von Löwestein. Met dat regiment streed hij, in 1800 in Duitschland en in 1801 in Egypte, waar hij in de slag bij Alexandrië gewond werd.
In 1808 streed de Perponcher als luitenant-kolonel en kommandant van het regiment Dillon, waarmede hij vier jaren op het eiland Malta in bezetting gelegen had, in Portugal, en werd nog in hetzelfde jaar bevorderd tot kolonel en kommandant van het zoogenaamd Lusitanische legioen, juist te Oporto opgerigt. Spoedig van het bevel daarover ontheven, zag hij zich benoemd tot chef van den staf bij het legerkorps van den generaal von Rosslijn, hetwelk deel nam aan de landing van lord Chattam in Zeeland. Van daar in Engeland teruggekeerd, bleef hij daar tot na den slag bij Leipzig, toen hij zijn ontslag verzocht, zich naar Nederland begaf, en van daar, na het uitbreken der omwenteling, met den generaal Fagel, door het voorloopig bewind gekozen werd, om den prins van Oranje het bestuur over Nederland te gaan opdragen. De gunstige uitslag van die zending is bekend. Na de terugkeer van den souvereinen vorst werd de Perponcher tot zijnen adjudant aangesteld en in 1814 benoemd tot generaal-majoor en gevolmagtigd minister bij het Pruissische hof, terwijl hem in het volgende jaar de rang van luitenant-generaal verleend werd. Te gelijk werd hem het bevel opgedragen over de tweede der drie Nederlandsche divisiën, welke in de zuidelijke Nederlanden werden bijeen getrokken om aan den strijd tegen Napoleon deel te nemen.
Als zoodanig heeft de Perponcher zich jegens het vaderland en Europa hoogst verdienstelijk gemaakt, daar hij het geweest is, die, in strijd met Wellington's order, op den 16den Junij 1815, aan den maarschalk Ney het bezetten van de zoo gewigtige stelling bij Quatre-Bras heeft belet, en zoodoenden den grootsten invloed heeft uitgeoefend op den afloop van geheel den veldtogt en op het volgend lot van Europa. Ten gevolge hiervan schonk de koning van Pruissen hem de ridderorde des Rooden Adelaars 1ste klasse.
Na afloop van den veldtogt van 1815 had de Perponcher zich weder naar Berlijn begeven, en was daar in hoedanigheid van gevolmagtigd minister werkzaam tot 1842, toen hem,