[Pieter Pauw]
PAUW (Pieter), geboren te Amsterdam in het midden der XVIde eeuw, zoon van Adriaan Pauw en van Anna van Persijn van Beverwaerden, werd even als zijnen vader en vele anderen, ten gevolge hunner geloofsbelijdenis, door Alba vervolgd en genoodzaakt het vaderland te verlaten. Hij begaf zich dientengevolge naar Emden en huwde aldaar voor de tweede maal (zijn eerste vrouw was Geertrui Laurens dochter Spieghel, zuster van den bekenden dichter van dien naam) met Machteld dochter van Jan Gilleszoon Valckenier, ambassadeur dezer landen naar Noorwegen. Te Emden bleef hij bijna tien jaren en begaf zich terstond, na den overgang van Amsterdam tot de Staatsche zijde, in 1578 naar zijne geboortestad en werd aldaar tot een' der eerste schutters of kiezers aangesteld. Van 1586 tot 1588 was hij raad en schepen en werd in laatst genoemd jaar door de Staten van Holland, tot rentmeester der grafelijke Vroonlanden aangesteld. Hij vestigde zich toen tot het waarnemen van gezegd rentmeestersambt te Alkmaar, waardoor hij zijn poorterschap te Amsterdam verwoonde. Zijne betrekking behield hij tot zijn sterfdag, den 3den Maart 1611. - Wegens zijne goede diensten en door zijn invloed had hij, kinderloos zijnde, van de Staten van Holland, bij acte d.d. 25 Junij 1610, de toezegging verkregen, dat, na zijn overlijden, het rentmeesterschap der Vroonlanden, aan zijn' broeders zoon Pieter Jacobszoon Pauw zoude opgedragen worden, zooals zulks dan ook bij Resolutie d.d. 29 Maart 1611 geschiedde.
Zie Wagenaar, Beschr. v. Amst. Dl. XII, pag. 245, 310; Resolutie der Staten van Holland, d.d. 25 Junij 1610 en 29 Maart 1611. Koenen, t.a.p. bl. 105, 106. Famil. aantk.