loofelijk, als ook de portretten en historische prenten, die met Christ. W. Pass beteekend zijn, doch allen voor werk van den Ouden Crispijn worden gehouden, dat echter niet zoo is, want diens naam vindt men nog op werken van 1640, terwijl de eerste, mij bekende prent, Maria met het kind, naar J. Mabuse in fol. het jaartal 1589 voert.
Hij gaf in het licht, ofschoon hem het octrooi geweigerd werd, Thronus cupidinis, sive Emblemata amatoria, Amst. 1608; L.B. 1624, 1642, in 12o. obl., zonder naam van uitgever. Te Utrecht stond hij in groot aanzien en in vriendschap met Arnoldus Buchelius, wiens portret hij, in 1614, zeer fraai, in ovaal, gegraveerd heeft in 12o. Mr. Bodel Nijenhuis te Leyden is in het bezit van het album van dien geleerde, waarin zich een teekening van de Pas bevindt, voorstellende eene heilige familie, met de pen bewerkt. Op zijn naam, vindt men bij Le Blanc de volledigste opgave zijner werken tot 663 nummers, doch hieronder zijn er, die bepaaldelijk alleen van den Jongen Crispijn zijn.
Zie Kramm; Navorscher, Dl. VI, bl. 207; Cat. van Hulthem, No. 24369.