Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
den zijn gelukkigen aanleg ontdekkende, belastten zich met zijne opkweeking in de schilderkust. Hij bezocht de teekenen schilder akademie te Gent, en genoot vervolgens het onderrigt van David. Spoedig behaalde hij den eersten prijs bij de academie te Gent met een schilderij Paris voorstellende als regter, door hem buiten weten van zijn meester geordonneerd en geschilderd. Ook schilderde hij te Parijs voor de cathedrale te Gent eene St. Colette uit handen der regering dier stad het diploma ontvangende tot de stichting van haar klooster en het portret der keizerin Josephine. Te Gent teruggekeerd werd hij, op voorspraak van zijn Maecenas, de Loose-Potter, professor bij de schilder academie, welke post hem, die niet scheen doordrongen te zijn van den aard der verpligtingen die hij medebragt, door directeuren weder werd ontnomen. Eene jaarwedde hem van stadswege toegelegd verschafte hem de gelegenheid zich naar Rome te begeven. Hier schilderde hij de verfraaijing van Rome door Augustus voor het Quirinial en de kruisvinding thans in de St. Michels kerk te Gent. Uit Italië teruggekeerd vervaardigde hij verscheidene portretten o.a. dat van den koning der Nederlanden ten voeten uit, als ook dat der koningin, die hem in 1815 tot haar schilder benoemde, ook beide portretten voor den Haag, Berlijn en Londen, dat van prinses Marianne ten voeten uit, dat van den Engelschen ambassadeur Clancarty en anderen, later het portret van koning Willem in zijn statie gewaad voor Batavia. In 1817 schonk hem de maatschappij van schoone kunsten te Gent voor zijn Christus aan het kruis, voor zijn geboorteplaats geschilderd, een gouden medaille. Voorst schilderde hij een tafereel van de Emmausgangers, de schoone Anthia zich naar den tempel van Ephese begevende waarvoor hij van de Gentsche Academie den grooten prijs ontving. Deze schilderij werd verschillend beoordeeld, doch algemeene goedkeuring verwierf zijn Toilet van Psyché, thans op het paveljoen te Haarlem. Zij werd in 1819 te Gent in prent gebragt voor den wedstrijd te Amsterdam doch er zijn slechts enkele afdrukken van in de wereld, daar zijn werk de bekrooning niet ten deel vallende, de plaat onmiddelijk vernietigd werd. Voorts heeft men van hem de aanbidding der Herders, voor het klooster van La Trappe bij Antwerpen, voor de kerk van Opbrakel, bij Audenaarde, het vertrek van Tobias, voor die te Maria-Oudenhove de terugkomst van Tobias, voor die te Wachtebeke de aanbidding der herders, voor Roermonde de aanbidding van het Heilig Hart, voor de kerk te Muijsen, bij Mechelen de Hemelvaart van Maria. In 1838 was de abdicatie van Karel V, het laatste werk dat hij ten toon stelde. Het werd | |
[pagina 15]
| |
aangevallen en gegispt; zijn schildertrant viel niet meer in den smaak, daar de nieuwereschool met hare kracht van koloriet, hare stoudheid van verbeelding, en hare treffende waarheid van uitdrukking, eenen anderen kunstsmaak had doen ontstaan, die algemeen werd bewonderd en toegejuichd. Paelinck was sedert hare oprigting professor aan de koninklijke schilder-academie te Brussel, ridder van de orde van den Nederl. leeuw, lid der IVe klasse van kon. Ned. Inst.. Hij overleed 19 Junij 1839. Zijn eenige zoon bij jonkvrouwe Barbe Josephine Maelcamp verwekt, volgde hem spoedig in het graf. Zijn vrouw was reeds vroeger overleden. Zijn portret bestaat.
Zie Louis Alvin, Eloge funèbre de J. Paelinck. Brux. 1839 8o. Immerzeel t.a.p. |
|