[Hendrik van Oyenbrugge]
OYENBRUGGE (Hendrik van), een brabantsch edelman uit hetzelfde geslacht, volgde waarschijnlijk Pieter van Sickingha (1579) als grietman van Barradeel op, gelijk hij hem opgevolgd was als Drossaard van Harlingen, zeer tegen den wil der staten, die hem even als Rennenberg mistrouwden. Ook wordt hij beschuldigd een van de voornaamste aanraders van diens verraad te zijn geweest. In October 1580 werd hij door Rennenberg, nu reeds geheel aan de Spaansche zijde, met eenig krijgsvolk naar de Zevenwouden gezonden, waar een aantal Friezen, onder bevel van Juw van Botnia en Johan van Vervon verzameld waren, om de brandschattingen en strooperijen van den vijand te beletten. Onverwacht zijne vijanden aanvallende, had hij het geluk hen te verjagen en de overwinning te behalen, bij welke gelegenheid Johan van Vervouw en George, zijn jongste broeder, sneuvelden, en een ander broeder van hen, Frederik, die vaandeldrager was, ter nauwernood zich door de vlucht redde. In een schermutseling den 1 Maart van het volgende jaar en bij Zoppersum in het been geschoten, werd hij gekwest naar Groningen gevoerd en is kort daarna aan zijne wonde overleden, weinig beklaagd, zelfs bij zijne partij.
Zie Winsemius, Chron. bl. 650; Schotanus, Hist. v. Friesl. bl. 877; te Water, Verb. der Edelen, D. III bl. 201; Fresinga, Memor. d. Nederl. Geschied. (in Dumbar's, Anal. T. III) bl. 22, 46, 195, 495; Bondam, Onuitg. stuk. D. V, bl. 341; v.d. Heyden, Verh. v.d. Verrigt. der Jesuit. in Friesl. bl. 223, 224; van Sminia, Naamen der Grietm. bl. 212, 213.