[Joachim Oudaan]
OUDAAN (Joachim), kleinzoon van den vorige, niet minder uitstekend dichter dan zijn grootvader, doch even gehecht aan het huis van Oranje als deze aan de gebroeders de Witt was. Hij moet dan ook min of meer gewigtige diensten aan het huis van Oranje bewezen en zijn leven lang een inkomen er van genoten hebben. In 1743 gaf hij een uitstekende dichterlijke overzetting der bevallige Cymba amoris van Adrianus Marius, broeder van Janus Secundus, onder den titel van het Bootje der liefde en eenige, voor dien tijd uitmuntende gelegenheidsgedichten. Hij mogt zijn heldendicht Frederik Hendrik niet voltooijen.
Men heeft van hem:
Het Bootje der Liefde enz. Rott. 1749.
Oranje Meiboom, ter verkiezing van Z.D.H. Willem Karel Hendrik Friso tot Stadhouder. 's Hage 1747 4o.
Oranje Praalboog, ter inhuldiging van Z.D.H. Willem Karel Hendrik Friso tot Stadhouder enz. 's Hage 1747 4o.
Oranje Feeststoffen, ter verjaardag, van Z.D.H. Willem Karel Hendrik Friso. 's Hage 1747.
Verjaring begroetenis aan hare koninglijke Hoogheid Anna, Princesse van Oranje. 's Hage 1747 4o.
Zedige proef op den teugel des Predikstoels. 's Hage 4o.
Spiegel der tweedragt in het vaderland. Rott. 1757 8o. 2 dr.
Boezemklagt ter uitvaart van hare Koninglyke Hoogheit Anna. Rotterd. 1759.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb. D. V bl. 22 volgg.; C. van Oeveren, Levensg. bl. 91; Arrenberg, Naaml. v. Boek. bl. 324; Cat. der Maats. v. Ned. Dicht. D. III bl. 120.