zijn ze in 't openbaar geveild, en door Cromwell weder ingekocht en later onder koning Willem III geheel hersteld, Deze deed ter plaatsing er van, eene gallerij aan Hamptoncourt bouwen, waar ze nu nog aanwezig zijn. Orley's schilderijen in olie- en waterverw zijn zeldzaam. De kerk St. Sauveur te Brugge bezit van hem twee schilderijen, voorstellende eene Magdalena aan de voeten van Jezus en een Kruisdraging, die van St. Nicolaas te Brussel, een Petrus uit de gevangenis verlost en St. Roch die een pestzieke geneest. Het museum te Brussel bezit er twee, waarvan één uit zijn vroegsten tijd, voorstellende Christus, door de H. Maagd ondersteund, die onder de smart gebukt gaat. Dit stuk wordt, volgens Immerzeel, om de schoonheid van uitdrukking, kracht van koloriet, fijnheid van uitvoering en volmaaktheid der détails voor het beste gehouden dat het museum in dat genre bezit. De instelling van Stadel te Frankfort aan de Main heeft eene dergelijke schilderij, doch in de vleugeldeuren (die te Brussel heeft deze met de portretten der begiftigers en hun gezin). Het ander stuk dat gemeld museum bezit is eene navolging der Heilige Familie van Raphael. In het Bagijnenhuis te Brussel vindt men mede een stuk de dood der H. Maagd voorstellende, met vleugeldeuren. In de oude verzameling van Boisséree te Brugge is een St. Norbertus, de ketterij van Tanchelin weerleggende. In de gallerij te Weenen vindt men van dezen meester een Rust in Egypte. Koning Willem II bezat acht zijner schilderijen, door den makelaar C. Roos gekocht. Later (1856) is de
kunstkooper G.J. Nieuwenhuijs van Parijs, door aankoop er bezitter van geworden en heeft ze naar Brussel vervoerd. Deze meester heeft ook geëtst: zestien fraaije en tamelijk groote passieprenten zijn van hem bekend. Even onzeker als het jaar van zijn geboorte is, is ook dat van zijn sterven. De Jong (in zijne 8o uitgave van van Mander) wil dat hij in 1550 zou overleden zijn. Immerzeel schrijft dat hij den 6 Jan. 1541 te Brussel in den ouderdom van 70 jaren stierf. Albert Durer schilderde zijn portret: dat door Cock gegraveerd met het vers van Lampsonius, waarboven Floruit Bruxellis anno 1530, vindt men in de 8o uitg. van van Mander op pl. 9 No. 2.
Zie Immerzeel, t.a.p. bl. 283; Kramm, t.a.p. bl. 1228-1229.