rus, bij den dood van keizer Hendrik IV, werd verdreven. Omstreeks het jaar 1112 weigerde hij den bisschoppelijken staf en ring uit handen van keizer Henricus V te ontvangen, en werd daarom in ballingschap gezonden. Hij is, den 19 Junij 1113 in de abdij van Anchin bij Douay gestorven. Odo was een zeer geleerd en deugdzaam herder. Hij had te Doornik, voor dat hij bisschop was, met grooten roem onderwijs gegeven, zoodat men uit Saksen derwaarts kwam om zijne lessen bij te wonen. Hij heeft ook eenige godgeleerde werken nagelaten, die voorheen in verscheidene kloosters in Nederland werden bewaard. Zijne Homilia de villico inquitatîs zijn door Martine in Thes, anecd. Tom V. Par. 1711 uitgegeven. Zijn Expositio in canonem Missae verscheen Paris. 1575, 1589 Colon. Agrip. 1618 Paris 1624 en in Bibl. Patr. vol. 4 col. 395 en fol. vol. 6 col. 549 in fol. vol. XII Part. p. 404 en fol. op de Bibliotheek der Leydsche Hooge school wordt bewaard Odonis Camer. Episc. disputatis cum Leone Judaeo de Jucarnatione Christi in hands.
Zie Miraei Dipl. T. I. p. 519; van Gils. Cath. Meijer Menonib. bl. 47; van Gils en Coppens, Nieuwe beschrijving van 's Bosch. D. I. bl. 92. Adelung en Rotermund, Cave, Scripte eccl. T. II. p. 189; Hist. liter. de la France T. IX. p. 585 seqq. Aschbach. Algem. Kirchenl. e.v. Val. Andreas Bibl. Belg. p. 705. Goethals, Hist. de Lettres T. III p. 1 suiv.