door Nuyts met toepassing op zijnen tijd omgewerkt, is ook overgenomen in:
Alle de Schimpdichten van Juvenalis en Persius, door verscheide Dichteren in Nederd. Vaerzen overgebracht, Haarlem, 1709, 8o.
De Bredaasche Klio uitdeelende verscheide Gedichten, betreffende de Stad, het Land en de Aangehoorigheid van Breda, Amst. 1697, 4o.
De regering van Breda, aan welke Nuyts dit werk opdroeg, was er zoo mede ingenomen, dat zij den schrijver de drukloonen van f 120,50 te goed deed, en daarenboven bij den zilversmid Hendrik van Gulick te 's Hage, een stuk zilverwerk, ter waarde van f 202,95 liet maken, als een geschenk aan den schout van Etten.
Neêrlands Welkomst aan Zijn Brittannische Majesteit, 1698 Amst. 1698, 4o. Dit gedicht, meestal achter de Klio gebonden, is ook afgedrukt onder zijne Mengeld. bl. 107-118.
Beschrijving van Etten, Leur en Sprundel, mss. fol. 53 blz. in bezit van Pr. Cuypers.
In de verzameling van autographen van het Noord-Brabandsch Genootschap zijn een paar puntdichten door Nuyts eigenhandig geschreven
Abcoude vermeldt nog:
Puntdichten, Amst. 1696, 4o.
Over 't landt of de kust der Kaffere, 8o.
Vredezang, in Bibl. van Pamfl. D. II. bl. 293.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.C. Woord D. I. bl. 335. Collot l'Escury, holl. Roem, D. VI. St. I. bl. 400; Hermans, Consp.; Dez. Bijdr. tot de Ges. van Noordbrab. D. I. bl. 316 volgg. Zeeus, Nagel. Ged. bl. 154; Bred. Klio, bl. 14, 60; Rabus, Boekz. van Eur. 1697. b. bl. 240 volgg. Abcoude, Naamr Cat. der Maats. van Ned. Lett. D. I. b. bl 159, D. II. bl. 514; Kobus en de Rivecourt.