alleen slechts over. Hij maakte veel werk van het teekenen en ordonneren, doch veronachtzaamde later die noodwendige deelen der kunst, en begon oppervlakkig en gemanierd te schilderen, 't geen nadeelig op zijn roem werkte. Zijn koloriet bleef nogtans schoon en zijn penseel vrij en kunstig. Rubens pleeg te zeggen: indien van Noort Rome bezocht en naar goede modellen gestudeerd had, hij al zijne tijdgenooten zou overtroffen hebben. Hij schilderde veel voor kerken, altaren enz. Het Brusselsche Museum bezit van hem een voorstelling van den Zaligmaker, die de kinderkens tot zich roept en de St. Michielskerk te Gent, de Genezing van eene zieke door tusschenkomst van de H. Maagd
Hij overleed in 1641. Anthonie van Dijck etste zelf zijn portret. In het Gulden Cabinet van de Bie vindt men zijn portret door Hendrik Snijers, naar J. Jordaens. Petrus de Jode, Raph. Sadeler en anderen hebben prenten naar zijn kunstwerk gemaakt. Onder sommigen zijner portretten leest men Adam van Oort. Zoo noemen hem ook de Bie en Immerzeel. Guicciardijn noemde hem van Hort,
Zie van Mander, Houbraken, Jacob Campo Weyerman, de Bie, Guicciardyn, Bes. der Ned. bl. 126; Immerzeel, bl. 278; Kramm, bl. 1209; de Piles, Eev. der Schild. bl. 354.