Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Martinus Nieuwenhuyzen]NIEUWENHUYZEN (Martinus), zoon van den vorige, werd den 9 December 1759 te Middelharnas geborenGa naar voetnoot(1). Te Aardenburg was hij de schoolmakker van Petronella Moens. Na de verplaatsing van zijn vader uit Aardenburg naar Monnikendam in 1771 stelden zijn ouders hem onder het opzigt van zijn oom Daniel Hovens, echtgenoot der eenige zuster van zijn vader, toen leeraar der Doopsgezinde gemeente te Leyden. Hier bezocht hij de latijnsche scholen, genoot het onderwijs van den bekwamen apotheker Galenus, van der Kaai in de kruidkunde en woonde hij tevens de Botanische lessen van den hoogleeraar van Roijen bij in den academie tuin dier stad. Twintig jaren bereikt hebbende, bezocht hij (1780-1783) de hoogeschool te Harderwijk, en vervolgens te Franeker, waar hij 9 December 1784 het medische doctoraat bekwam, vervolgens zette hij zich als geneesheer neder te Edam, waar kort te voren zijne krachtdadige hulp in het oprigten der maatschappij Tot Nut van 't Algemeen was ondervonden, welke hem, tot haren Secretaris benoemde. De verplaatsing van het hoofdbestuur naar Amsterdam had tengevolge dat hij in 1787 zijne woonplaats in deze stad nam en in 1789 te Haarlem in het huwelijk trad met Anna Maria Herdingh. Uit hetzelfde huis, waaruit hij gehuwd was, werd hij ook ten grave gedragen, want op den 23 Februarij 1793 wegens het regelen van familiezaken in die stad aangekomen zijnde, werd hij een uur daarna door een hevige koorts aangetast, waaraan de dood een einde maakte op den 6 Maart. Zijn nagedachtenis werd in de beide Amsterdamsche departementen der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen op den 26 Maart en den 8 April 1793 door de lijkredenen van G. Brander & Brandis en Mr. M.C. van Hall, plegtig gevierd. Zijn behuwdbroeder A. Loosjes Pz. gaf een klein, maar treffend stukje ter zijner gedachtenis in het licht, en de Maat- | |
[pagina 238]
| |
schappij Tot Nut van 't Algemeen, van welke hij met zijn vader de oprigter was, vond goed om aan zijne weduwe een dubbelen gouden medaille en aan zijne beide kinderen ieder een zilveren te schenken, ten blijke van de hoogachting dier maatschappij voor 's mans verdiensten, welk oogmerk in een daarbij gevoegd diploma was uitgedrukt. Zijne afbeelding door I. de Roode gegraveerd, vindt men voor de lijkreden van G. Brender à Brandis. Als geneesheer, vooral als beoefenaar der kruid-, plant- en scheikunde, heeft hij zich gedurende zijn verblijf te Harderwijk bekend gemaakt door zijne mededeelingen in de Genees-, Natuur- en Huishoudkundige Jaarboeken, en in 1782 gaf hij te Leyden bij L. Herding een Apotheek in Vragen en Antwoorden voor Eerstbeginnenden in het licht. Nieuwenhuyzen beoefende ook de dichtkunst en was ongetwijfeld een verdienstelijk dichter, hoewel van minderen rang, en dat het hem aan geene theoretische kennis of gezond oordeel en goeden smaak ontbrak, blijkt uit zijne Opheldering van het Ygodinnentimmer, in den Ystroom van Antonides, in de Werken van het Amst. Dicht- en Letteroef. Genoots. D. II. bl. 321. Als een blijk van achting voor zijne dichtvoortbrengselen, vermelden wij dat het Leydsche dichtgenootschap, van hetwelk hij geen lid was, desniettegenstaande reeds in 1783 een zijner dichtstukken in deszelfs werken heeft doen drukkenGa naar voetnoot(1). Zijne dichtstukken zijn ook niet bijeenverzameld in het licht gegeven, maar worden in genootschappelijke en andere bundelsGa naar voetnoot(2) aangetroffen. In velen heerscht een luimige en satyrische geest, vooral in zijne puntdichtenGa naar voetnoot(3); echter wist hij zijn lier, waar het pas gaf, gelijk in de bijdragen door hem geleverd tot de Christelijke Gezangen voor de Openbare Godsdienst, bekend onder den naam van Grooten Bundel, ook tot statigen ernst te stemmen. Van zijn Geest der Nederlandsche Dichters, Amst. 1788, 8o., verscheen slechts één stukje. Zeer werd geprezen De Mensch, een Gezang, Amst. 1789, 8o. Ook gaf hij een treurspel in het licht, getiteld: Desdemona, naar het Engelsch van Shakespeare, Amst. 1789, kl. 8o. De meeste vertoogen in den Menschenvriend zijn van zijne pen. Of de door hem in Felix Meritis, Doctrina et Amicitia en elders gehoudene redevoeringen gedrukt zijn, is onbekend. | |
[pagina 239]
| |
Van zijn ijver tot verbetering van het schoolwezen, getuigen de door hem uitgegeven schoolboeken: Spel- en Leesboekje voor eerstbeginnenden, Schoolboekje van Nederlandsche Deugden en Trap der Jeugd, voorts zijne Verhandeling over het kunstmatig lezen en de Leerlessen bij die verhandeling behoorende, en zijne Levensschetsen, gedeeltelijk met zijn behuwdbroeder Adrianus Loosjes opgesteld. Zijn Lettergeschenk voor de Nederlandsche Jeugd, met platen, werd in 1825 te Haarlem voor de vierde maal uitgegeven.
Zie de genoemde lijkredenen; Bijvoegsel op J. Kok. Vad. Woord. D. III. bl. 220; Witsen Geysbeek, B.A.C. Woord. o.h.w. Bouman, Ges. der Geld. Hoog. D. II. bl. 429-430; Woord. van Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt, Muller, Cat. van Portr. |
|