den Oder geboren, studeerde te Utrecht en werd in 1723 als proponent aangenomen. In het Groot Plakkaatboek, D. VI. bl. 412, leest men, dat hij als proponent gepredikt hebbende op den 18den Augustus 1726 in de Kloosterkerk te 's Hage, voor een commissie uit HH. Mogenden, den 19 Augustus, na gehoord rapport, is aangesteld voor den tijd van 5 jaren tot predikant bij den ambassadeur aan het Turksche Hof, van wege den Staat der Vereenigde Nederlanden, Mr. Cornelis Kalkoen, met wien hij, volgens de Boekzaal van Mei 1730, bl. 632, in September 1726 derwaarts vertrok. Hij overleed te Constantinopel den 31sten Januarij 1730, en werd den 1sten Februarij aldaar met groote staatsie begraven; ten blijke van de gunst, waarmede genoemde ambassadeur hem was toegedaan, dient dat deze order gegeven heeft, om een monument op zijn graf ter zijner eere te vervaardigen.
Zie Jaarb. voor de Stad en het Kanton Schiedam, bl. 27.