[Jan van Nassau]
NASSAU (Jan van), de Jongste, graaf van Nassau-Siegen, de eenige van dien naam, die voorkomt onder de vijanden van Nederland, zoon van Jan van Nassau, de Oude, en Margarette van Waldeck, was de eenige volle broeder van Maurits Johan en een halve broeder van Willem van Nassau. Hij werd in 1583 geboren. Hij was in dienst van den aartsbisschop van Keulen, toen deze in 1598 hem naar die gewesten zond, om over de teruggave van Rijnberk te handelen, voor deze vesting door den ammirant werd belegerd. Hij trad later in dienst der Staten, doch nadat hij te vergeefs pogingen tot bevordering had gedaan, ging hij in keizerlijke dienst over, en viel in 1629, terwijl Frederik Hendrik 's Bosch belegerde, aan het hoofd van acht of tienduizend man in de Veluwe. Reeds had hij en de graaf van den Berg Amersfoort in hun bezit, toen zij ijlings terugweken op de mare dat Wesel bij verrassing was ingenomen. In het volgende jaar lag hij met een klein leger in de nabijheid van Rijnberk, en dacht zijn broeder Willem van Nassau den weg over den Rijn tusschen Broek en Orsoy af te snijden, maar werd in een scherp ruitergevecht bij Rosenroy tusschen Venlo en Renberk, door den ritmeester IJsselstein, geslagen, gewond en naar Wezel gevoerd, waar zijn broeder hem dikwijls bezocht.
Hij kocht daarop zijne vrijheid voor 10,000 rijksdaalders en ontkwam in het volgende jaar met moeite een tweede gevangenschap, toen hij de Spaansche scheepsmagt aanvoerde, welke op het Slaak of de Mosselkreek geslagen werd. De onzen gaven hem sedert den bijnaam van Mosselman. In 1637 poogde hij Rijnberk te heroveren, doch ook deze onderneming liep ongunstig af. Een jaar later maakte de dood een einde aan zijn woelig leven. In 1613 was hij te 's Hage uit de Protestantsche tot de R.C. Kerk overgegaan. In het archief van het Huis Oranje-Nassau te 's Hage, vindt men een stuk getiteld: Erhebliche uundt gründtliche motiva undt Ursache warumb den Edel Wohlgebohrne Herr Johan zu Nassau sich zum Römischen-Catholischen glauben begeben hatt, door Groen van Prinsterer in de Archives medegedeeld. Hij huwde twee maal en werd vader van 23 kinderen.
Zie Aitsema, Saken vaa Staat en Oorlog, D. I. bl. 880, 1018, 1032, D. III. bl. 434; Mém. de Fréd. Henri, p. 119, 120, 121; Leven van Frederik Hendrik, D. I. bl. 388, 389; J. Commelijn, Leven van Frederik Hendrik, passim 29, 225, D. XI. bl. 101, 108, 117, 136; van Wijn, Nal op Wag. D. XI. bl. 65, 68, 109, 110, 111; Hooft, Brieven, No. 183, 185, 303, bl. 146, 148, 246; Aubery, Mémoir, p. 849; Bosscha, Neêrl. Held te Land, D. I. bl. 467, 475; van der Capellen, Gedenks D. I. bl. 300, 550, 585, 641-643; Bor, Bes. van de Bosch; van Wassenaar, Hist Verh.; Wagenaar Vad. Hist. D. IX. bl. Bemmel, Bes. van Amersf. bl. 951; Groen van Prinsterer, Arch. de la Maison d'Orange-