[Frans Naerebout]
NAEREBOUT (Frans), kleinzoon van den vorige, loods bij het loodswezen te Vlissingen, was even braaf, nederig, ingetogen en menschlievend als zijn grootvader. Reeds had hij verscheidene medailles voor het redden van schipbreukelingen verkregen, toen hij in het begin der maand Augustus 1858 zijne vrouw en zes nog jeugdige kinderen verliet. Bij Duinkerken op een Fransch schip naar Antwerpen bestemd, vond hij; daar die bodem met man en muis verging, den dood in diezelfde golven, waar zijn grootvader, en ook hij, zoo menigmaal, door God geleid, de reddende handen naar de in doodsgevaar verkeerende zeelieden uitstaken. Zijn lijk spoelde te Wijk aan Zee aan en werd door de zorg van den burgemeester begraven. Zijn broeder Levinus Naerebout, gepensioneerd schipper bij het loodswezen aan de monden van de Schelde, stierf te Lobith 4-5 Mei 1863. Op bevel van den koning werd een rijksvaartuig in 1863 Frans Naerebout genoemd.
Zie Rott. Cour. 8 Dec. 1858, 10 Mei 1863.