[Christianus Mostaerd]
MOSTAERD, MOSTERD of SINAPIUS (Christianus), ook Christianus Sinapius, en ‘Corstiaen de predikant’ genoemd, waarschijnlijk te Venlo geboren, komt voor onder de eerste predikanten te 's Hertogenbosch, waar hij, met Hermanus Moded en George Sylvanus diende. Vervolgens ontmoeten wij hem, na Jacobus Michael en Petrus Bloocius, als leeraar te Obermormpter. Van daar begaf hij zich naar Wesel, waar hij, in Nov. 1568, de kerkvergadering bijwoonde en hare handelingen onderteekende. Van Wesel vertrok hij naar Venlo, waar hij in 1572 den dienst waarnam. In 1573 kwam hij te Dordrecht. Eene maand na zijne aankomst was hij scriba der classis van Zuid-Holland, die toen (20 en 21 April 1573) hare eerste vergadering hield te Bommel, en den 27 October van dat zelfde jaar, der vergadering te Gorcum gehouden. In 1574 diende hij eenige maanden te Geertruidenberg. Den 8 Maart 1575 was hij voorzitter der classicale vergadering te Dordrecht, en in 1576 begaf hij zich naar Wesel om zijne vrouw en kinderen, die hij, vóór hij naar Venlo vertrok, veiligheidshalve had achtergelaten, af te halen. Bij deze gelegenheid verzocht hem de kerkeraad, om naar een vroom en godvruchtig predikant om te zien, wijl de gemeente een derden predikant behoefde. Den 21 April 1577, reisde Christianus naar Gouda om de vergadering der classis bij te wonen, en in Maart 1578 naar Oudewater, waar hij te gelijk met Laurentius Copicanus beroepen was. Volgens Kinschot zou hij slechts weinige maanden te Oudewater in dienst zijn geweest, maar, volgens van Bemmel, tot het jaar 1587, toen hij naar Medemblik werd beroepen. In 1589 vertrok hij van daar naar Amersfoort, en in 1590, bij leening, naar Leeuwarden, waar men hem in 1591 beriep, doch werwaarts hij niet vertrok,
wijl de regering te Amersfoort hem weigerde te ontslaan. Hij overleed in den nazomer van 1595. Te Water noemt hem een ‘welbeproefd en godvruchtig man.’ Hermannus Moded en Petrus Dathenus waren zijne vrienden. Zijne vrouw heette Geert Jacobs.
Zie Ypey en Dermout, Geschied. der Ned. Herv. Kerk, D. II. bl. 24; Brandt, Hist. der Ref,, D. I. bl. 529; Beverwyck; Beschrijv. v. Dordrecht, bl. 352; Balen, Beschrijv. v. Dordrecht, bl. 667; I. van Nuyssenberg, Beschrijv. v. Geertruidenberg, bl. 188; Kinschot, Beschrijv. v. Oudewater, bl. 44; van Bemmel, Beschrijv. v. Amersf., D. I. bl. 155; Kist en Royaards, Kerk. Archief, D. V. bl 459; Nederl. Archief, D. II. bl. 17; van Rheenen en Voet, Naaml. bl. 59; Laurman, Naaml. d. Cl. v. Leeuw., bl. 6; Soermans, Kerk. Reg.; Schotel, Kerk. Dordr., D. I. bl. 111 volgg., D. II. bl. 756; A. Rutgers, Naaml. der Predik., achter zijn Tweede eeuwgetijde van Amersfoorts hervorming; Te Water, Tweede Eeuwg. geloofsb.; Ens, over de Formul., bl. 289, 290; Veeris, Verm. Kerkelijk Alphab.; de Jong, Naamlijst