[N. Moonen]
MOONEN (N.), pastoor bij de R. C gemeente te Soerabaija. De Javasche Oostpost wijdde eenige regelen aan de nagedachtenis van dezen waardigen herder, die te Samarang in 1856 overleed. Hij was een der geestelijken, die, na het bekend geval met den bisschop in partibus Grooff, in 1846, over den landweg naar Java gezonden werd, voor het geestelijk opzigt te Soerabaija. Ongeveer negen jaren achtereen was hij in zijn ambt ijverig werkzaam, niet alleen te Soerabaija, maar in den geheelen Oosthoek van Java en op Madura. Zijne assche heeft geene rustplaats mogen erlangen binnen den kring zijner gemeente, voor wier zielenheil hij getrouw arbeidde. In een volgend nummer wijdde een protestant de volgende dichtregelen aan zijne nagedachtenis.
Ik was hongerig, gij hebt mij gevoed; naakt en gij hebt mij gekleed. Beörft het Koningrijk.
Het was genoeg een mensch te wezen,
En weigring had men niet te vreezen
Van hem, die, waar de armoê schreide,
Door ruime gift het hart verblijdde.
Geen armen liet hij ledig gaan,
Maar bood hem spijs en kleeding aan.
Die vrome helper, mild in 't geven,
Ging over tot een beter leven.
De Hemel telt een Engel meer.
God geve een anderen Moonen weêr!
Pasoeroean, 22 Mei 1856.
Zie Indiër 9 Augustus 1856.