Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1006]
| |
Te Utrecht wedergekeerd bekleedde hij aldaar de post van advocaat bij den provincialen raad, en het bisschoppelijk hof. Kort daarop werd hij assessor van den officiaal van het bisdom. Philips II benoemde hem in 1561 tot lid van den raad, welk ambt hij bekleedde tot in 1580, toen de staten het juk afschudden. Montanus verzette er zich tegen, werd den 1 Sept. van dit jaar van zijn post verlaten en leefde sedert in afzondering en gaf adviesen aan hen, die ze van hem begeerden. Hij overleed den laatsten September 1587 in den ouderdom van 57 jaren. Een zijner zonen Daniel, werd heer van Lunenburg, dat hem aankwam door zijne vrouw Henriette Boll. Hij gaf in het licht: Tractatus de Jure Tutelarum et Curationum; in quo universa Tutelarum materia, et statuta civitatis Ultrajectinae, cum ampliationibus, limitationibus, quaestionibusque huic cognatis, novè, et planè, tam theoreticè, quam practicè, declarantur et enncleantur. Lugd. Bat. 1595, fol. Francof. 1607, 8o. Hagae Comit. 1656, 8o., 1657, 4o. (Uitgegeven door zijn zoon Balthasar Montanus).
Zie Sweertii, Ath. Belg., p. 596; Val. Adreas, Bibl. Belg., p. 717; Freheri Theatr., Vir. ill. P. II. Sect. IV. p. 805; Graevii, Orat. in L. Acad. Traj. Natal.; Bat. S. T. II. p. 142; Rodenburg; Dedic. Jur. Conjug.; Struvii, Bibl. Jur. D. VI., D. LXIX; Paquot, Mém. T. II. p. 602; Burman, Traj. erud., p. 229, 230. |
|