Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

[Anthonij de Mol]

MOL (Anthonij de), gesproten uit een oud aanzienlijk geslacht dat reeds in 't beging der XIV^e eeuw in Brabant in groot aanzien was, waar het, gelijk ook in Vlaanderen en elders vele heerlijkheden had. Hij was edelman van den prins van Oranje, stadhouder van leenen van Brabant, en een der verbondene edelen (1566). Het kan niet worden

[p. 921]

bewezen dat hij, gelijk men de Landvoogdesse aandiende, zijn pogingen zou aangewend hebben om 't volk tot den beeldenstorm te Brussel aan te zetten. In het een en ander vond Alva echter grond genoeg om hem te bannen als medeschuldig aan de misdaad van gekwetste majesteit. Te Water is niet zeker of hij de zoon was van Francois de Mol, Major van Leuven, gehuwd met Anna van Buenst, die verscheidene kinderen naliet, of dat hij getrouwd is geweest met Joanna de Ligny, dochter van Jan, Heer van Hamme en Philippote van der Noot, welke laatste, zuster van Philippote van Ligne, gehuwd met Gerard, Heer van Oyenbrugge, in 1578 is overleden.

Zie Te Water, Verb. der Edel., D. III. bl. 139 volgg.; Hoppenis; Recueil des troubles, p. 98, van Meteren, Ned. Geb., B. III. bl. 49; Wagenaar, Vad. Hist. D. VI. bl. 181; over het geslacht: Genealogies de guelques familles des P.-Bas; p. 122-127 en de bij te Water aangeh. schrijvers.