bezwaar der stad voor te stellen, doch werd in het terugkeeren, bij den overval van het convooi, tusschen Schulenburg en Deventer gevangen en zwaar gekwetst. Men bragt hem en van Winssum het eerst naar het huis Dorth, alwaar zij vijf weken bleven, vervolgens naar Lochem, waar zij in den blaauwen toren gezet en dag en nacht aan handen en voeten geboeid werden. Om het rantsoen te bevorderen, werd van Merwen eenigen tijd ontslagen, maar moest zijnen neef, Alart Hacfort, als gijzelaar in zijne plaats stellen, die nu ook zoo lang aan handen en voeten gesloten lag. Van Merwen was genoodzaakt de rantsoenpenningen uit eigen middelen bijeen te rapen en bleef een jaar en 22 dagen in de gevangenis te Lochem, zoodat hij eerst in het begin van 1590 moet ontslagen zijn.
Zie Overijsselsche Volksalm. voor oudheid en letteren, 1848. bl. 146 volgg.