Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Paulus Merula]MERULA (Paulus), zoon van den vorige, werd den 19 Augustus 1558 te Dordrecht geboren, en na het onderwijs van Mr. Joos Schraedt, opperrector aldaar en van Ysbrand Revius te Delft genoten te hebben, naar de Hoogeschool te Leyden gezonden om zich onder Corn. Neostadius en Corn. Grotius op de regten toe te leggen. Naar gewoonte dier dagen, bezocht hij verschillende buitenlandsche hoogescholen, onder anderen die van Orleans en Genève, aan welke laatstgenoemde hij vooral Denis Godefroy en François Hottoman, toen de beroemdste regtsgeleerden van Europa, hoorde. Zijne reizen door Frankrijk, Italië, Duitschland en Engeland geëindigd hebbende, zette hij zich als advocaat te Dordrecht neder en verkreeg als zoodanig grooten roemGa naar voetnoot1). In 1593 werd hij, in plaats van Justus Lipsius, tot Hoogleeraar in de geschiedenis, en in 1598 in plaats van Janus Dousa fil., tot opzigter der Akademische Bibliotheek te Leyden, en door de Algemeene Staten tot Historieschrijver benoemd. Den 19 of 20 Julij 1607 overleed hij te Rostock, waarheen hij met zijn gezin tot herstel van zijnen verzwakten ligchaamstoestand, een gevolg van onafgebroken studie, en om tevens zijne bloedverwanten te bezoeken, gereisd was. ‘Hij was,’ schreef Balen, ‘een man, in welke om prijs streden godsvruchtigheid, beleefdheid, zedigheid en geleerdheid.’ Van de Wall noemt hem: ‘een man van een zonderlingen geleerdheid, die de oude gedenkschriften dezer landen naarstig onderzocht heeft,’ en Alkemade getuigt bijna geen geschreven boek of zeldzaam handschrift onder het oog gehad te hebben, waarin de hand van dezen Merula niet gevonden werd. Grotius, Heinsius, Opitz, V. Fabricius, Dousa, Baudius, Barlaeus, Eufrenus, B. Vulcanius hebben hem met hunne lofdichten vereerd. Scioppius noemde hem ‘vir probitatis et eruditionis insignis.’ | |
[pagina 676]
| |
Behalve een uitgebreide wetenschappelijke en talen kennis, had de Merula ook smaak voor de schilderkunst, blijkens een door hem geschilderd portr. van Scaliger op de Acad. Bibl. te Leyden. De Staten van Gelderland droegen hem den last op om hunne geschiedenis te beschrijven. Hiervan kweet hij zich, volgens Mr. Vonck, zeer wel, ‘beginnende de geschiedenis dezer landen van de alleroudste tijden, de Sicambers, Menapiers en Batavieren tot aan de Voogden, met oogmerk om zoo verder voort te gaan, doch de dood verhinderde hem hierin.’ Deze arbeid van Merula heeft nimmer het licht gezien, doch is aan Pontanus, bij het beschrijven zijner Geldersche Geschiedenissen, van zeer veel nut geweest. Ook liet hij een menigte handvesten en andere stukken de geschiedenis van Gelderland betreffende na, van welke Pontanus gebruik maakte. Hij huwde in 1589 Judith Buys, dochter van Bartholomeus Buys Gryphius, Raad van de Staten van Holland, die hem 9 kinderen (Jacoba, Willem, Bartholomeus, Angelus, Justina, Jacob, Jacob, Joannes, Jacoba) naliet, die alle in hunne jeugd stierven en van welke alleen Willem eenigen naam heeft verworven. Bartholomeus Clingius, Rector der Universiteit te Rostock en Johannes Kirchman, toen Hoogleeraar aldaar in de dichtkunst, hielden beide een lijkreden op hem: die van den laatstgemelde is gedrukt. Zijn grafschrift vindt men bij Foppens, Paquot en and. Zijn portret is in de Alm. Acad. Leid., bij Meursius en vóór de Tydt-thresoor, door J. Matham, met zijn devies Vincenti Laurus, en een vierregelig Latijnsch gedicht van D. Heinsius. Zijne Bibliotheek werd in 1608 te Rostock, niet, gelijk Paquot wil, te Leyden verkocht. Hij schreef: Manier van procederen in de Provintien van Holland, Zeeland ende West-Friesland, belangende Civile Zaaken, getrouwlijk ende met neerstigheid byeen vergaderd uit alle Ordonnantien, Privilegien, Instructien, Missiven, Acten, Apostillen etc. tot dien einde inde honderd jaaren herwaards, bij de Hooge Overigheid of van wegen dezelve uitgegeven: alles met Civile en Canonyke regten, nevens de Regtsgeleerden, zo nieuwe, als oude meeningen bevestigd, Leid. 1592, 4o. 's Hage 1619, 4o., 1631, 4o., 1681, 4o., Delft, 1705, 4o. (Nu van nieuws vermeerderd met verscheide Placcaten, Resolutien, Ordonnantien, die naderhand uitgegeeven zijn; bevestigd met Regten, Advisen van Regtsgeleerden, Sententien van de Hoven van Justitie van Holland, Zeeland en elders; mitsgaders veele Aanmerkingen van voorname geoeffende Practisijns; met een groot nieuw verbeterd Register voorzien). Verm. door G. de Haas. Leyd. 1741. 4o., Verm. Leyd. 1784. 2d. 4o. Urbis Romae Delineatio, et methodica ex variis Authoribus Descriptio L.B. 1599; vert. door J.L. Fenacolius (Beschrijv. van het oude Rome, Amst. 1650), en ook gevoegd achter zijne vertaling van Livius, Amst. 1650 fol. | |
[pagina 677]
| |
Eutropii Historiae Romanae Libri X et Pauli Diaconi Libri XVIII ex editione P.M. L. B, 1592, 8o., 1594, 8o. Ennii Annalium Libri XVIII, quae apud varios autores, supererant Fragmenta, collecta, composita, illustrata ab Paulo G.F.P.N. Merula, Lugd. Bat. 1595, 4o. Vita Francisci Junii, Beturicensis, ab ipsomet Junio scripta, et edita a P.M., L.B. 1595, 4o., Genev. 1602, 4o. Willerami Abbatis in Canticum Canticorum paraphrasis genuina, prior Rythmis Latinis, altera veteri linguâ Francicâ, addita Explicatio Linguâ Belgicâ et notae quibus veterum vocum Francicaram ratio redditur. Edente P.M., Lugd. Bat. 1596, 8o. De Maats. v. Ned. Letterk. te Leyden bezit een exemplaar; L.B. 1598, 8o., met wit papier doorschoten en met aanteek. van W.F. van der Wilp. Zie Bibl. Hulthem, T. I. p. 7, 8. Fidelis et succincta commemoratio rerum adversus Angelum Merulam tragice gestarum ab Inquisitoribus, L.B. 1604, 4o. Placaten ende Ordonnantien van de Wildernissen ende Jachtbedrijf, 1605 in fol. Gron. 1672. fol. eu 4o. Vita Desiderii Erasmi, ex ipsius manu fideliter repraesentata. Additi sunt Epistolarum ipsius Libri duo, collecti et editi a P.M., L.B. 1607, 4o. Cosmographia generalis Libri tres, item Geographiae particularis Libri quatuor: quibus Europa in genere; speciatim Hispania et Gallia, Italia, describuntur. Cum Tabulis Geographieis, Amst. 1605, 4o. Amst. 1621 fol. It. cum Tabulis Geogr. aeneis, multo quam antehac accuratioribus, Amst. Guil. Blaeu 1636, 16o. 6 vol. (op Cat. P. Gevers p. 78, 4 vol. 12o. c. fig.). Tydt-Threzoor, ofte kort ende bondich verhael van den standt der Kercken ende de Wereltlicke regieringen; vervattende beneffens de Successie der Pausen, Patriarchen, Eerst-Bisschoppen, Bisschoppen, etc. Keysers, Koningen, Vorsten, Princen, etc. Geestelycke Ordens, vermaerde Schrijvers, Ketters etc. de gedenckwaerdichste geschiedenissen over den ganschen Aertbodem, van Christi geboorte af tot den tegenwoordigen jare 1614 met groote vlydt ende naersticheydt opgezocht ende by een gestelt, den tijdt omtrent van twaelf hondert jaren; door P.M.J.C. Historie Schrijver der Vereenichde Nederlanden. Voltrocken ende vervolght van den jare MCC tot den tegenwoordige jare MDCXIIII by synen soon Gulielmum Merulam, Leyde 1614, fol. It. met een woordvervolg tot 1627 (door een vriend van P.M.) bevattende de kerkelijke twisten in de Nederlanden enz. en uitv. Register, dat in de eerste uitg. ontbreekt. Leyd. 1627, 1639. fol. Diatriba de statu Reipublicae Batavicae, cum Libello de Republica atque urbibus Hollandiae, edente Joachimo Mörsio, L.B. 1618, 4o. Volgens Paquot zijn er verschillende uitgaven van dit werk, van welke eene dezen titel voert. Opera posthuma de Natura Reipublicae Batavicae: accessere Dominici Baudii Orationes omnes, L.B. 1625, 8o. | |
[pagina 678]
| |
(Z.M. Boxhorn) Commentariolus de statu confoederatarum Provinciar. Batava. Accessit de eadem materia P. Merulae diatriba, Hagae comit, 1650, 12o. (P. Scriverius was de uitgever). Oratie over den Aert en Eigenschap der Batavischen Republiek, Enkh. 1642, 8o. Vita Joannis Capnionis, cum ejusdem Epistolarum Libris, a P.M. editis, L. B, 1642, 16o. Argentor. 4o. Dissertatio de Maribus, achter de verhandeling van Grotius de Mari libero, L.B. 1623, 24o, p. 109-216. Afzonderlijk, L.B. 1635, 8o. Italia, Gallia et Hispania, Amst. 1636, in 12o. De Romanorum Comitiis et Praemiis, quae militiam sequebantur. Opuscula posthuma. Joh. Boschio edente, Lugd. Bat. 1675, in 12o. Opera- varia posthuma juxta Autographum cum amplissimo indice edita et recensita, L.B. 1684, 4o. Bijdrage tot de Geschiedenis der Kronijk van Gelderland, door Mr. P.M. Medegedeeld door P. Nyhoff, in Chron. v.h. Hist. Genoots., D. VIII. bl. 304 volgg. In Handschrift: Beschrijving van de stad Nijwegen. Het leven van de Heeren van Brederode, door P.M., nevens eenige authentyke en gewigtige stukken dit hoog adelijk huis betreffende, verzameld door K.v.A. en P.v.d.S. 4o. Cat. K.v.A. en P.v.d.S. p. 39, voor f 19 verkocht. Fasti Dordraceni en Descriptio Dordraci. Foppens vermeldt ze onder de mss. van Merula niet; maar alle de overige beschrijvers van zijn leven rangschikten ze er onder. Petrus Scriverius had in zeker tot roem van de stad Dordrecht geschreven, gedicht, het oog op deze Gedenkboeken. Zie: Anecd. Poet. p. 121. Beschrijving van Holland. Historia Belgica. Synchronismus earum rerum, quae proxime elapso saeculo in orbe christiano contigerunt. Les Provinces-Unies des Pays-Bas. Discursus Politicus in Donationem, sive cessionem, quâ Philippus II Rex Hisp. Infantem Isabellam jus transcribit Provinciarum Belgicaram, Comitatuumque Burgundiae et Carolesii Anno ciƆiƆxcviii. Tabulae Antiquitatum Romanorum. Historia Magistratuum Romanorum. De diebus festis apud Romanos. Historia sive Fasti rerum a Romanis gestarum. Chronologia in Lucanum, Caesarem de Bello. civili et Dionysium Hallicarnassaeum. Lectiones in I, II libros Flori. Lectiones in Julium et Augustum Suetonii. Lectiones in Taciti Germaniam. Fragmenta veterum Poëtarum. Cum Annotationibus. | |
[pagina 679]
| |
Nomenclator Cynegeticus. Historia de Diis Veterum. De linguis variis. Diatriba de Linguae Gallicae antiquitate et dialectis. Orationes quaedam ac Poëmata. Praxis Latina. Praxis criminalis Provincialis. Curiae apud Batavos. Commentarii in IV Institutionum Justiani libros. Tracatus de dotibus. Antimonia Juris. Excerpten uit.... de werken van Matthaeus, Merula; Manier van Procederen enz. op Cat. v. Voorst (mss.), p. 69. Brieven van hem vindt men in Syll. Epistol, ed. A. Matttaeo en Chr. v.h. Hist. Genoots., D. IV. bl. 77. Hij beoefende ook de Lat. poëzij.
Zie Joh. Kirchmanni, Oratio in funere C. cl. P.G.F.P.N. Merulae, Lugd. Bat. 1672 16o, en in de Mem. Philos. Henning Witten Decad. V. p. 6-31; Vita P.M. vóór zijne Opera Varia posthuma L.B. 1682, 4o., Arbor Gentilitia Merularum, achter de Fidelis et succincta Commentario, en vóór de Orat. funeb. van J. Kirchman, L.B. 1672, 12o.; Orlers, Acad. Leidens. p. 191-193, Ill. Acad. L.B.i.e. Vir. Clariss. Icones, Elogia ac Vitae (L.B. 1613) c. icone; Meursii, Athen. Bat.; Sweertii, Athen. Belg. p. 593-595; Boxhorn, Theatr. Holl. p. 115, 116; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 715, 716; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 944; Almeloveen, Bibl. prom. et latens, p. 34; Harles, Introd. in Hist. Lat. sin. p. 30; Scioppius, Praef. de Arte Crit. etc. p. 15; Magiri, Eponymol. p. 590; Scaliger, in Scaligeranis secundis, voce Merula; Vossius, de Scientiis Mathem. C. XLIV. § 36, p. 261, 262; Crenii, Animadvers. Philol. V. II. C. IV. § II. III. p. 110-114; P. Pars, Index Bat. p. 348-350; Jo. Alb. Fabriecius, Bibl. Lat. Med. Lat. T. V. p. 216-218; Gottl. Krauszius, ad Conringium, I, I saec XVII. C. V. p. 216 (18); Freytag, Anal. lib. p. 594, 595; Vogtii, Catal. libr. rar. p. 461, 462; Gerdes, Floril. libr. rar. p. 249; Cat. Bibl. Bunav. T. I. Vol. II. p. 1439; Saxe, Onom. T. IV. p. 55 56, Anal. p. 570; Freheri, Theatrum p. IV. p. 1504; Burmanni, Syll. Epist. T. I. p. 190, 192, 194, 258, T. II. p. 374, 401, T. III. p. 250, 274, 659; Vincentii Fabricii, Epp. p. 273; Cunaei, Epp. p. 111; P. Scriverii, Ep. XV. in Matthaeus, Anal. T. I. p. 365; B. Vulcanius, Ad. inclytam Metropolim Dordrac, Cl. viri P. Merulae patriam; Gedicht. van S.v. Beaumont (uitg v.J. Tideman) bl. XXV, 37, 247 (brief van Beaumont aan hem); Heinsii, Poëm. p. 70; Grotii, Poëm. p. 90; Baudii, Poëm., p. 80; Eufrenii, Poëm.; Dousae, Poëm. p. 77; Saxe, Morhoff, Moreri, Biogr. Un. Biogr. gen. Baur, Biogr. Hwb.; Luiscius, Hoogstraten, Kok, Nieuwenhuis, Woordenb. der Zamenlev.; Kobus en de Rivecourt, Paquot, Mém. T. I. p. 30 suiv.; Jöcher, Adelung en Rotermund, Niceron, Memoires, T. XXVI. p. 1-5; Balen, Beschr. v. Dordrecht, bl. 209, 1177; Beverwijck, Beschrijv. v. Dordrecht, bl. 38; De Wall, Voorlooper, bl. 24; Smids en Schotel, Beschrijv. van Dordrecht, Inl. bl. XLV en volgg.; Goudhoeven, | |
[pagina 680]
| |
Chron.; v.d. Schelling, Hollands Al. Vrijheid, bl. 96; Bon dam, Verzam. van uitgeg. stukken, D. II. Voorb. bl. xix; Vonck voorrede voor Huygens, Beschrijv. v. Doesburg, bl. lviii, lx; Nyhoff Bijdr. tot de Vad. Geschied. en Oudheidk., D. VIII. bl. 127 (Kron v. Gelderland); Chr. v.h. Hist. Genoots., D. II. bl. 186, D. IV bl. 77, 102, D. VIII. bl. 305. 324 (Hist. v. Geld.), Schotel, Lev. en werk. van P. van Alkemade en P.v.d. Schelling, bl. 320. Dez. Comment. de merit. Blyenb. p. 119, 123; Dez. Kerkl. Dordr. D. I. bl. 118. Dez. Floris I en II van Pallant, bl. 144, 145. Dez. Letter en Oudheidh. Avondst., bl 99. Dez. De Bibl. d. Hoogeschool te Leyden, bl. 10, 11; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. I. bl. 26; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hooges., D. I. bl. 68, D. II. bl. 9, 10, 16, 77, 279; Moll, Angel. Merula de Hervormer en Martelaar des Geloofs, bl. 175, 176, 182; Van Kampen, Bekn. Gesch. der Ned Letterk., D. I. bl. 328; Nomenclator autor. omnium quorum libri nel manuscripti vel typis exstant in Bibl. L.B. L.B. 1595, p. 103, 104; A. Teisserius, Catal. Author. et Bibliothecar., p. 256; Jo. Jac. Moser, Biblioth. Scriptor. de rebus Suevicis, p. 40; Cat. Bibl. publ. L.B., p. 119, 199, 217, 244, 253, 287, 295; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 95, 200, D. II. bl. 5, 316, D. III. bl. 214, 306; Bibl. Thys. p. 41; Navorscher, D. VIII. bl. 3; Bodel Nyenhuis, Topogr. lijst, No. 39, 40, 44; Bibl. Hulthem (Index); Muller, Cat. v. Portr.; van der Monde, Tijds. voor Geschied. enz. 1841. bl. 244. |
|