ren. Na aldaar twee jaren vertoefd te hebben, keerde hij naar Amsterdam terug, legde zich op het olieverwen toe, doch daarin minder gelukkig slagende, op het teekenen van portretten in pastel en crayon en vervolgens in zwart krijt. Hij bragt deze laatsten met een wonderlijk geduld en juistheid tot een ongemeenen graad van uitvoerigheid en kracht. Ook maakte hij op die wijze teekeningen naar voorname meesters. Hij overleed te Amsterdam in 1821. Hij was tweemaal gehuwd geweest. Zijn eerste vrouw overleed bij de twaalfde bevalling in het kraambed; zijn tweede gade was Helena Janszens.
Zie Immerzeel, t.a.p. bl. 215.