[Jan de Merode]
MERODE (Jan de), heer van Rummen en Oudelands-ambacht, baljuw van Kennemerland, volgens Ferwerda, zoon van Floris van Merode en Margaretha van Gent en dus kleinzoon, volgens van Spaen, zoon van Bernard de Merode (hier voren). Hij werd in 1653 in de ridderschap van Holland beschreven, en bekleedde sedert vele en belangrijke commissien voor den Staat. In 1660 werd hij met van Reede van Amerongen en Humalda naar Spanje gezonden, om, konde het zijn, een naauw verbond van vriendschap en koophandel met den koning te sluiten, hetwelk echter niet geschiedde. Hij overleed in 1666, bij zijne echtgenoot, Emilia van Wassenaar Obdam, zuster van den admiraal, geen kinderen nalatende.
Zie Aitsema, Zak. v. Staat en oorlog, D. IV. bl. 699, 707, 709; Wagenaar, Vad. Hist. D. XIII. bl. 13; Scheltema, Staatk. Ned.