Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk

[Willem Mensert]

MENSERT (Willem), chir. doctor te Amsterdam en ridder van de orde van den Nederl. Leeuw. Hij was een hoogst bekwaam oogoperateur. Zijne in het vak der oogheelkunde aan den dag gelegde bekwaamheden, zijne talrijke operatien, welke aan velen het onwaardeerbaar genot des gezigts weêrschonken, wijzen hem een eervolle plaats aan onder de eerste genees- en heelkundigen van ons vaderland. Hij overleed 22 Dec. 1848

[p. 608]

te Amsterdam in den ouderdom van 68 jaren zijn portret bestaat in steendruk met facs. in folio.

Hij schreef:

Verhandeling over de horenvlees-steek. Amst. 1816. 8^o.

Geschiedkundig overzigt omtrent de heerschende en voorkomende oogziekte in Nederland. Amst. 1827. 1^e stuk gr. 8^o.

Geschiedkundige verhandeling over de operatie tot vorming van een kunstigen oogappel. m. pl. Amst. 1828. gr. 8^o.

Verhandeling aangaande de uitvinding, het gebruik en het misbruik der brillen, benevens algemeene aanwijzingen om eenen bril te kiezen, en wat men vooral bij het gebruik van dezelve heeft in acht te nemen. Amst. 1831. 8^o.

Over het misbruik der brillen en het verkeerde denkbeeld aangaande de versterking derzelve voor het zwakke gezigt, in Werken van het Batav. Genoots. v. Kunsten en Wetens. 1811. D. VII. St. 2 bl. 211.

Waarneming wegens een cataract, welke door uitwendige middelen genezen is, in Geneeek. Magaz. door Stipriaan Luiscius, Ontijd en Macquelyn 1815. D. V. St. 3 bl. 11.

Verhandeling over de Keratonyxis (punctio corneae, hoornvliessteek), eene onlangs uitgevondene kunstbewerking om de blindheid, welke door cataract ontstaat, te genezen, benevens eenige proeven en waarnemingen, aangaande deze nieuwe methode. Amst. 1816. 8^o.

Nadere beschouwing der Keratonyxis (hoornvlies-steek), ter betoog en ter aanwijzing der bepaalde waarde dezer kunstbewerking, in Geneesk. Bijdr. door G. Pruys van der Hoeven. 1838. D. III. St. 2 bl. 174.

Waarneming nopens een allerzonderlingste beleediging of verwonding van het oog, gelukkig hersteld, in Hippocrates, D. IV. St. 3 bl. 217.

Voorloopige madedeeling omtrent eene nieuwe manier tot vorming van eenen kunstigen oogappel, in Alg. Kunst- en Letterb. 1827. D. II. bl. 373.

Geschiedkundige verhandeling over de operatie tot vorming van een kunstigen oogappel (pupilla artificialis) benevens de beschrijving eener nieuwe en zekerder manier om dezelve door eene tweevoudige of dubbele schaar te bewerkstelligen. Amst. 1828. 8^o. 2 pl. In 't Fransch overgezet. Amst. 1829. 8^o. 2 pl.

Geschiedkundig overzigt omtrent de heerschende en voorkomende oogziekte in Nederland. Amst. 1827. 8^o. 1 stuk. in Tijdschrift voor genees- heel- verlos- en letterk. Wetens. uitgegev. door het Genoots. vis unita fortior. 1834. D. I. St. 2 bl. 87; St. 3 bl. 80; 1825. D. II. St. 1 bl. 52; St. 2 bl. 33.

Het nut der vaccine betoogd uit het nadeel der kinderziekte voor de welgesteldheid der oogen. Amst. 1809. 8^o.

Betoog ter overweging aangaande eene voorgestelde geheele vereeniging, zoo wel als van het doelmatige van de bestaande

[p. 609]

scheiding, doch slechts in de beoefening der bijzondere acten van genees- en heelkunst. Amst. 1842. gr. 8^o.

Wees toch voorzigtig met de oogen en doe er niet te veel aan, eene raadgevende waarschuwing tot behoud en bewaring van het gezigt. Amst. 1842. 8^o.

Beschouwingen en mededeelingen betreffende de oogheelkunde, benevens een overzigt aangaande de inrigtingen van onderwijs, met betrekking tot dit vak in Duitschland. Utrecht. 1844. 8^o.

Bedenkingen en mededeelingen aangaande den oogspierdoorsnijding (myotomia ocularis), ter verhelping van het scheelzien. Benevens eene vertaling van de geschiedk. kritiek: Ilias post Homerum, van Nevermann, voor genees- en niet geneeskundigen. Amst. 1845. gr. 8^o.

Hoe men het gezigt, het edelste zintuig van den mensch, het best tegen de dikwerf ongepaste aanwending van den bril behoeden en bewaren kan. Amst. 1846. 8^o.

Verhandeling aangaande de verhouding, het gebruik en misbruik der brillen. Amst. 1846. gr. 8^o.

Nog iets over de brillen. Benevens nadere aanwijzing bij de keuze en aanwending van een bril enz. 2^e dr. voorzien van eene voorrede, waarbij het verhaal van Willem Kottner, Mijn Grootmoeders bril wordt bijgebragt. Amst. 1848. gr. 8^o.

Een ernstig woord aan alle zwakzigtigen over de steeds algemeen heerschende zucht tot brillen te dragen. Amst. 1848. 8^o.

Zie Brinkman, Naaml. v. boek. Holtrop, Bibl. med. chir. p. 217 Statut. Geneesk. Jaarb. d. Nederl. 1849-1850, bl. 188; Geneesk. Cour. 31 Dec. 1848.