Utrecht was getrokken. Waarschijnlijk hielden zijne soldaten aldaar slecht huis, wijl zij door de huisluiden en maarschalken verdreven werden. Zij kwamen 12 Jan. 1567 te Vianen, waar zij geld en last eischten van den heer van Brederode, en toen zij hem er niet vonden, scheurden zij het vendel van den stang en gingen uit een. Gelukte de bevrijding des vaderlands toen niet, later zag hij zijne pogingen nog beter bekroond. Hij was een der hoofden van de watergeuzen; toonde zijn ijver en stoutheid op de wateren der Noordzee, en zwierf met zijn spitsbroeders rond tot hij te Rochelle vernam dat het vaderland zijne ballingen in den Briel had ontvangen en zijn hulp te Vlissingen werd ingeroepen. Hij zeilde met Tseraerts, Tongerloo, Jeannin en andere hervormden naar Vlissingen, hielp die stad bevestigen, de vloot van Medina Celi verslaan en werd de vice-admiraal van de Rijk, admiraal van Veere, waar hij eenigen tijd in bezetting lag, want, schoon hij het bevel voerde over eene heude (een soort van transport of oorlogschip op de Zeeuwsche stroomen in gebruik) was hij tevens hopman van een vendel soldaten dat van de stad Veere betaald werd. Hij was een moedig strijder in de Zeeuwsche strijden en zeker bleef hij, zoo al niet langer, tot 9 Aug. 1572 te Veere, doch in Sept. van dat jaar werd hem en Lancelot van Brederode door Oranje het bevel over de vloot opgedragen als oversten en kapiteinen generaal over de schepen van oorloge, liggende voor de Ooster- en Wester Eems. Dit geschiedde om de afwezigheid van den admiraal Lumbres, en was een blijk van het vertrouwen dat Oranje in hem stelde. Kort of lang daarna, denkelijk toen Duco Martena admiraal werd, moet hij de zeedienst hebben verlaten, want wij vinden hem, eenige jaren later, als overste luitenant van den stadhouder van Friesland, den heer van Merode, bevel voerende
over diens regement, dat met het regement van Wigbold van Eusum, heer van Nyenoord in de oorlogen tegen Rennenberg grooten lof van moed en trouw behaalde. Hij hielp het zoo moedig verdedigde Steenwijk ontzetten, nadat hij een deel der troepen van Rennenberg bij Winschoten verslagen en verstrooid had. Hij zelf kwam binnen Steenwijk en hielp de maatregelen van Corput doordringen. Na Steenwijks ontzet trok hij wederom naar Friesland en beschoot de Lemmer en Sloten, welke plaatsen hij bij verdrag inkreeg. Veel moed en beleid toonde hij in den hevigen kamp in Friesland en Groningen gestreden, en stelde zijne pogingen in het werk om met den Engelschen bevelhebber Norrits de stad Groningen te belegeren, gelijk hij daartoe zijn ijver bij Frieslands gedeputeerde staten om de noodige bouwstoffen aanwendde. Hij wilde namelijk een brug over het Reiddiep slaan om zich met Norrits te kunnen vereenigen. Doch, schoon de Rennenbergschen door Nyenoord wer-