Den schat der duytschen tale met de verklaringe in François van nieuw grootelyck vermeerdert enz. Rotterd. 1622. 4o.
Behalve in het vak der taalkunde gaf hij ook in dat der rekenkunde:
Arithmetique compose de plusieurs inventions et problemes nouveau, 2 vol. Anvers 1582 en 86, 4o. en daarna:
Boeckhouder na de conste van Italien, met twee partyen, als Debiteur ende Crediteur. Allen cooplieden enz. oorbaerlijck ende noodtwendigh. Ghecomponeert by Elcius Edouardus Leon Mellema van Leeuwarden, der vryer Consten beminder, nu ter tijdt residerende binnen Harlem. Ghedruckt tot Franicker by Gielis van den Rade, anno 1590, in fol. met portret in koper op den titel en spreuk: Fide Sed Vide.
Na de instructie volgt een Memoriael, Journael en Grootboeck A en B. waaruit blijkt, dat hij in 1588 onderwijzer was te Antwerpen, in 1589 te Haarlem en in 1590 te Leyden, uit welke stad hij 1 Nov. dit werk opdroeg aan de regering van Haarlem. Het eindigt met een ‘Besluyt des Autheurs tot zijn Discipulen.’
Zijne werken zijn vrij zeldzaam en zijne lotgevallen weinig bekend, waarom het Friesch Genootschap deswege onderzoekingen heeft gedaan, waarvan de uitkomsten nu hierbij zijn opgenomen.
Zie Sweertii Ath. Belg. p. 110; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 31; Paquot, Mém. T. I. p. 363; Bibl. Hulth. No. 23336 en 23337; Muller, Cat. v. portr.
Paquot houdt hem voor denzelfden met Aelsius Edoardus Leon. (Zie dit artikel.) Misschien was hij ook dezelfde met