Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk

[P. Meesters]

MEESTERS (P.), hoofdonderwijzer der Fransche en Nederduitsche scholen te Sluis, overleed 24 Februarij 1837 in den ouderdom van 57 jaren. Hij maakte zich verdienstelijk door eenige uitgegeven werkjes in zijn vak en geschriften voor gemengde lectuur, zoo als:

Aanleiding tot het ontleden. der Nederlandsche taal. Amst. 1831.

Voornaamste beginselen tot het aanleeren der Nederlandsche taal.

Fransch vertaal- en leerboekje, in een geleidelijke orde zamengesteld. Leid. 1835.

Merkwaardigheden uit den onderwijskundigen levensloop van Thomas Hoogeheyt van Diependaal. Amst. 1829. gr. 8^o. 2^o dr. Amst. 1833. gr. 8^o.

[p. 526]

Het revolutionismus, voorgesteld in den koddig noodlottigen levensloop van zekeren staatsomwentelingsgezinden belangzoeker. Middelb. 1832. gr. 8^o.

De Westfaalsche vondeling; een held in het verkrijgen van fortuin en aanzien. Amst. 1832. gr. 8^o.

Oom Piet, voorstellende het karakter van eenen Hollander, die uit de geringste klasse optreedt. Amst. 1832. gr. 8^o.

Mislukte aanval op Staats-Vlaanderen, door den vicomte de Pontecoulant en doctor Gregoire in de laatste dagen van October 1860.

Een kluchtig heldenbedrijf, in onderscheidene genootschappen gelezen. Amst. 1833. gr. 8^o.

Mislukte aanval op Sluis, in Vlaanderen, den 2 Junij 1606. Een kluchtig heldenbedrijf, gelezen in de kunst en wetenschap bevorderende Maatschappij te Amsterdam. Amst. 1833. gr. 8^o.

Revolutionnaire Catechismus. Een nieuwe jaargeschenk voor alle tegenwoordige en toekomende revolutiemakers, gedeeltelijk gevolgd naar een Fransch werk van denzelfden aard. Amst. 1834. gr. 8^o.

Twaalf ambachten en dertien ongelukken. Een oorspronkelijke Nederl. roman. Amst. 1834. gr. 8^o.

Verzameling, geschikt om de Nederl. jeugd, door middel van hare moedertaal, op eene ordelijke en gemakkelijke wijze tot de kennis der Fransche taal op te leiden. Leiden 1835. gr. 8^o.

Fransche zamenspraken voor de scholen. Leiden 1839. 2 st.

Met M.B. Jung, Cijferstoel voor de Nederl. jeugd, waarin voornamelijk datgene onderwezen wordt, wat een leerling, die tot hoogere wetenschappen wordt opgeleid, behoeft. Leiden 1837 en 1838. 4 dln. kl. 8^o.

Zie Kunst- en letterb. 1837, D. I. bl. 145, 146; Brinkman, Naaml. van boeken.