[Dirk Meerman]
MEERMAN (Dirk), zoon van Gerrit Franszen Meerman en Agneta van Santen, den 12 Febr. 1567 te Delft geboren, bekleedde in zijn geboortestad verschillende betrekkingen en o.a. die van schepen, raad en burgemeester, en werd in 1602 bewindhebber der O.I. Compagnie ter kamer van Delft. In 1713 zonden hem de Algemeene Staten met Reinier Pauw, Jacob Boreel en Hugo de Groot naar Engeland, ter vereffening van geschillen in Oost-Indië en over het berooven der Hollandsche walvischvangers door de Engelschen, die alleen regt meenden te hebben tot het bevisschen der afgelegen Noordsche gewesten. Dit gezantschap kweet zich voortreffelijk van zijn last, de geschillen werden vereffend, doch de schade den walvischvangers toegebragt, schijnen de Engelschen niet te hebben willen vergoeden, weshalve de Algemeene Staten de Noordsche Maatschappij beval zich van geschut en krijgsbehoeften te voorzien, 't geen het gevolg had, dat hunne walvischvangers in 1617, wederom door de Engelschen aangevallen zijnde, een Engelsch schip veroverden en herwaarts bragten. Tot lid van 't collegie der Gecommitteerde raden benoemd, maakte hij zich verdienstelijk in het binnenlandsch bestuur. Daar hij tot de partij der Remonstranten behoorde, werd hij met vele regenten in 1618 afgezet, doch in 1626, na Maurits dood, geraakte hij wederom op het kussen en bekleedde verschillende bedieningen tot zijn dood in Aug. 1631. Hij verkreeg zelfs veel invloed, en werd in een onderschepten brief van Reigersbergh aan de Groot ‘de man van credentie’ genoemd. Hij huwde 4 April 1589 zijn nicht Clara Meerman, die hem een zoon Frans Dirkse naliet.
Meerman was een der vertrouwdste vrienden van de Groot en behoorde tot dat achtingswaardige soort die het vooral in den nood zijn. Toen door onderscheidene vreemde mogendheden bij Grotius aanzoek gedaan werd, om zich in hare dienst te begeven, was het aanbod van Denemarken bepaaldelijk van belang, en kwam te meer in aanmerking, daar de Groot er zelf ernstig over dacht. Hierop reisde Maria van Reigersbergh naar Holland, om met de vrienden van haren man en bepaaldelijk met Meerman raad te plegen, op wiens aanraden dan ook het aanbod werd van de hand gewezen. Ter herinnering aan de vriendschap der beide mannen, droeg Toussaint Woordhouder, in 1805 zijne Monumenta fugae Grotianae aan zijn afstammeling, Johan Meerman, op.